Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. [appellant] , althans zijn gelden en goederen, is bij beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 23 november 2013 onder beschermingsbewind geplaatst.
Op 14 juli 2015 is het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling behandeld door de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo. [appellant] werd tijdens deze zitting bijgestaan door zijn (vervangend) beschermingsbewindvoerder, de heer [Y] . [appellant] had onder meer schulden aan de Belastingdienst in verband met inkomstenbelasting over de jaren 2008, 2010 en 2011. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 14 juli 2015 is als volgt over deze schulden te lezen:
“Rechter: En de schuld aan de belasting over de jaren 2008-2010-2011?
[appellant] : Dat is van aantal jaren. Ik heb wel aangifte gedaan. Ik heb toen schijnbaar te veel verdiend, maar volgens mij klopt het niet. Ik heb tot en met 2007 een eigen woning gehad. Na 2007 ontving ik geen rente aftrek meer. Ik werkte niet als zelfstandige.
Rechter: Het is wel een hoog bedrag.
[appellant] : Ik heb daar geen antwoord op.
[Y] : Er is wel gepraat met de belasting maar niet hierover.
[appellant] : Ik heb er nooit meer wat van gehoord, dus het zou in principe weg moeten zijn. Dat heeft de heer [Y] opgevraagd.
(…)
Rechter: Hoe hoog was uw rente aftrek?
[appellant] : Dat was rond de € 300,00 per maand. De hypotheekkosten waren € 712,00.
Rechter: Dat lijkt overeen te komen met het bedrag van € 3.500,00 dat teruggevorderd wordt.
[appellant] : Ik ben naar Enschede geweest en er is nihilstelling opgemaakt. Daarna heb ik er niets meer van gehoord.
Rechter: En over het jaar 2010?
[appellant] : Ik kan u helaas niet vertellen waarvan dat is. In 2010 zat ik in een huurhuis en in oktober 2010 ben ik op mezelf gaan wonen. Ik heb pech gehad omdat ik een paar maanden werk had en toen weer niet. In oktober ben ik bij Top begonnen. Ik had niet meerdere banen tegelijk.
Rechter: De schuld uit 2011 is ontstaan binnen de vijf jaar en stel dat toch blijkt dat het een verwijtbare schuld is dan mag u er 10 jaar niet meer in.
[appellant] : Dat soort verrassingen gebeuren niet meer. Dat weet de heer [Y] wel.
Rechter: Het is een hoog bedrag € 11.000,00.
[appellant] : Ik heb wel bezwaar gemaakt. Het klopte niet wat ze zeiden in de brief. Het is zo lang geleden. Ik weet het niet meer.
(…)”
“Inzake de verwijtbaarheid van de schuld aan de belastingdienst en het telefoongesprek met mevrouw [Z] d.d. 21 januari jl. bericht ik u het navolgende. De heer [appellant] en de heer [X] van Belana hebben de aanslagen 2010 en 2011 bij de belastingdienst opgevraagd. Afgelopen week is de laatste aanslag ontvangen. De heer [appellant] heeft ten aanzien van de schuld aan de belastingdienst verklaard dat hij blijkbaar teveel heeft verdiend en dat hij vanaf juni 2007 geen renteaftrek meer ontving. (…)
Gezien vorenstaande ben ik van mening dat de heer [appellant] heeft nagelaten de voorlopige teruggave van de eigen woning tijdig stop te zetten en te reserveren. Hierdoor is de schuld aan de belastingdienst ontstaan. Mijns inziens is de schuld verwijtbaar en verzoek ik u een datum te plannen voor tussentijdse beëindiging.”