In deze zaak gaat het om de koop van een tweedehandsauto door een Zwitser in Nederland. De appellant, wonende in Zwitserland, heeft een Range Rover Sport gekocht van de geïntimeerde, die handelt onder een bedrijfsnaam. De centrale vraag in deze procedure is of de appellant als consument of als handelaar moet worden gekwalificeerd volgens de Richtlijn Consumentenkoop. Het hof heeft in een eerder tussenarrest de appellant in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren dat hij als consument heeft gehandeld. De appellant heeft schriftelijke verklaringen overgelegd, waaronder een verklaring van zijn echtgenote en een verklaring van zijn boekhouder, die bevestigen dat de auto voor privégebruik is aangeschaft en niet voor zakelijke doeleinden. Het hof verwijst ook naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin wordt gesteld dat de kwalificatie van 'consument' objectief is en niet afhankelijk van de kennis van de betrokken persoon. Het hof concludeert dat de appellant geslaagd is in het bewijs dat hij de auto als consument heeft gekocht. De geïntimeerde krijgt de gelegenheid om tegenbewijs te leveren tegen dit vermoeden, evenals tegen het vermoeden dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde. De zaak wordt aangehouden voor bewijslevering.