Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
14 juni 2016
[Z](hierna: belanghebbende),
1.Ontstaan en loop van het geding
28 januari 2014 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
[D] .
2.Feiten
€ 550.000. De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 631.666.
3.Geschil
4.Overwegingen
30 januari 2008 reeds bekend was met deze prijs. Redengevend voor laatstgenoemd bewijsoordeel is de brief van 8 februari 2010 (zie 2.5), waarin [J] aan de hand van zijn agenda heeft verklaard dat hij op 11, 18 en 21 januari 2008 besprekingen met [X] heeft gevoerd over zijn interesse in onder meer de onroerende zaak. Verder heeft het Hof redengevend geacht de verklaring van [J] ten overstaan van de rechter-commissaris op 24 maart 2015 (zie 2.20), inhoudende dat hij tijdens de onderhandelingen met [X] een erg hoge prijs was overeengekomen van rond vijftien keer de huur en dat in diezelfde gesprekken ook de huurprijs - van € 70.000 - was besproken. In dit verband heeft het Hof aan de verklaring van [J] op 24 maart 2015 ten overstaan van de rechter-commissaris dat hij pas in februari 2008 - dus na de transacties op 30 januari 2008 - contact heeft gehad met [X] , niet de bewijskracht toegekend, die nodig is voor een andersluidende conclusie. Redengevend daarvoor is dat de verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris meer dan vijf jaar later is gegeven dan de verklaring in de brief van 8 februari 2010 en dat laatstgenoemde verklaring is afgelegd na raadpleging van de agenda van [J] , zodat deze betrouwbaarder wordt geacht dan de verklaring bij de rechter-commissaris.
5.Proceskosten
6.Beslissing
14 juni 2016.
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij: