Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente Groningen(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen. De naheffingsaanslag, die op 6 november 2013 werd opgelegd, bedroeg € 57,60, waarvan € 1,60 aan belasting en € 56,00 aan kosten. Het bezwaar van belanghebbende werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep op 16 december 2014 ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 19 april 2016 in Leeuwarden werd het geschil besproken. Belanghebbende stelde dat de gemeente Groningen in concurrentie treedt met lokale parkeergarages en daarom omzetbelasting in rekening had moeten brengen. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat de gemeente niet als ondernemer voor de omzetbelasting kan worden aangemerkt, aangezien het hier gaat om straatparkeren en niet om slagboomparkeren. Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van verstoring van de mededinging en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd zonder omzetbelasting.
Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ontvankelijk was, maar ongegrond. De verzoeken van belanghebbende om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en om een dwangsom toe te kennen werden afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de eerste meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2016.