In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een geschil over de vraag of belanghebbende recht heeft op een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen door de Inspecteur van de Belastingdienst. Belanghebbende had de Inspecteur in gebreke gesteld met betrekking tot het ambtshalve verminderen van de voor de jaren 2017 tot en met 2019 opgelegde aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV). De Inspecteur had echter beslist dat er geen dwangsom verschuldigd was, wat door belanghebbende werd betwist. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 11 april 2023 zijn de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de Inspecteur gehoord. Het Hof oordeelde dat indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom verbeurt. Echter, in dit geval was de ingebrekestelling van belanghebbende prematuur, omdat deze was ingediend voordat de beslistermijn was verstreken. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur terecht geen dwangsom had toegekend, omdat de aanvraag niet als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.