In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de naheffingsaanslagen omzetbelasting die aan Stichting [X] zijn opgelegd. De stichting had over de tijdvakken van 1 april 2013 tot en met 30 juni 2013 en van 1 juli 2013 tot en met 30 september 2013 naheffingsaanslagen ontvangen van respectievelijk € 5.227 en € 606. De Inspecteur van de Belastingdienst had de stichting niet als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt, wat leidde tot de naheffingsaanslagen. De rechtbank Gelderland had de beroepen van de stichting tegen de uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft het Hof de feiten en omstandigheden van de stichting onderzocht, waaronder haar activiteiten gericht op het werven van donaties voor voedselbanken via deelnemende restaurants. Het Hof concludeerde dat de stichting wel degelijk economische activiteiten verrichtte, namelijk het aanbieden van belaste reclamediensten aan de restaurants, en dat de fondswervende activiteiten ten behoeve van de voedselbanken ondergeschikt waren aan deze economische activiteiten. Het Hof oordeelde dat de stichting recht had op volledige aftrek van de voorbelasting, omdat de naheffingsaanslagen ten onrechte waren opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de naheffingsaanslagen werden vernietigd. De Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de stichting tot een bedrag van € 2.230.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke activiteiten van een organisatie bij de beoordeling van het ondernemerschap voor de omzetbelasting, en dat de intentie van de organisatie niet doorslaggevend is voor de fiscale kwalificatie.