Uitspraak
[appellante],
Vechthorst,
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten, het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling
terme de graceex art. 7:280 BW had toegestaan. Verder heeft [appellante] aangevoerd dat zij de in januari 2015 afgesproken betalingsregeling niet kon waarmaken, omdat haar werkgever haar loon sinds november 2014 niet uitbetaalde. Indien [appellante] de woning moet ontruimen, ontstaat voor haar een noodsituatie. Een verhuizing kan [appellante] niet betalen en ze is gebonden aan de regio vanwege het contact met (onder meer) haar moeder. [appellante] zal een particuliere woning moeten huren, aangezien Vechthorst in de regio een monopoliepositie heeft en haar, [appellante] , vanwege overlast in het verleden niet langer als huurster wil. Een duurdere woning, in welke regio dan ook, kan [appellante] echter niet betalen. Sinds 27 april 2015 woont [appellante] 's voormalige levenspartner - die kampt met psychische- en verslavingsproblemen - niet langer in de woning, waarmee een oorzaak van overlast en betalingsproblemen is verdwenen. [appellante] krijgt hulp om haar financiën op orde te krijgen en heeft inmiddels zicht op een nieuwe parttime baan in de regio. In de gegeven omstandigheden dienen haar belangen zwaarder te wegen dan die van Vechthorst, aldus [appellante] .
dinsdag 10 mei 2016voor memorie van antwoord.