Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
ware zij gehuwd en vast te stellen dat de verplichting van de man tot betaling van een uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw met ingang van 18 februari 2015 van rechtswege is geëindigd;
mr. Grandjean;
mr. Beeker.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De kinderalimentatie ten behoeve van [de minderjarige2]* De ingangsdatum
€ 81.678,-, in 2011 € 86.844,- en in 2012 € 104.959,- bedroeg. De gemiddelde winst uit onderneming over deze jaren bedraagt derhalve € 91.160,-, welk bedrag, (conform partijen) rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de MKB-winstvrijstelling en de gebruikelijke heffingskortingen, correspondeert met een netto besteedbaar inkomen van € 4.992,- per maand (tarieven 2013/1). Vast staat dat de vrouw ten tijde van het huwelijk geen inkomsten genoot. Het hof gaat daarom uit van een netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen in 2013 van € 4.992,- per maand.
€ 1.462,- per maand, oftewel € 487,- per kind per maand. Geïndexeerd naar 2015 bedraagt het eigen aandeel van de ouders in de kosten van [de minderjarige2] (afgerond) € 496,- per maand.
* De draagkracht van de man
€ 10.000,- per jaar is gelet op hetgeen de man daarover heeft gesteld naar het oordeel van het hof niet onredelijk, zodat het hof daar - overeenkomstig de wijze van de rechtbank - rekening mee zal houden. Het hof houdt voorts rekening met de premie arbeidsongeschiktheids-verzekering van € 6.975,- per jaar, nu dit bedrag door de vrouw niet is betwist.
(€ 496,-)).
* De draagkracht van de vrouw
Het vorenstaande komt er op neer dat de vrouw, naast € 10.000,- afkomstig van de ANWB/Visa card rekening en € 10.000,- (helft van saldo) van de aan de spaarhypotheken gekoppelde [a-bank] spaardeelrekeningen, wegens overbedeling van de man een bedrag van € 95.925,- zal ontvangen van de man." Dit betekent dat de vrouw een vordering heeft op de man van € 115.925,-. Hoewel dit bedrag de vermogensgrens om voor kindgebonden budget in aanmerking te komen overstijgt (deze bedroeg in 2015 € 103.423,-), is het hof van oordeel dat er niet zonder meer vanuit kan worden gegaan dat de vrouw geen recht heeft op kindgebonden budget. De vrouw heeft immers geen inzicht verstrekt in eventuele schulden en overig vermogen in box 3. Het hof zal daarom uitgaan van een kindgebonden budget van de vrouw van € 358,- per maand, van welk bedrag partijen tijdens de zitting in hoger beroep zijn uitgegaan. Dat de vrouw eerst per 1 juni 2015 kindgebonden budget heeft aangevraagd en niet eerder, dient voor de bepaling van de draagkracht (en haar eigen behoefte zoals hierna vermeld) voor haar rekening en risico te komen.
* Draagkrachtvergelijking
€ 652,39 x € 496,-).
€ 402,59 per maand (€ 476,99 minus € 74,40). Het hof zal de door de man te betalen onderhoudsbijdrage in het dictum van deze beschikking daarom vaststellen op dit bedrag.
(€ 4.992,- minus € 1.462,-) = € 2.118,- netto per maand, oftewel geïndexeerd naar 2015 afgerond € 2.154,- netto per maand.
* De draagkracht van de man
€ 1.414,- (€ 581,- aan premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en € 833,- aan toevoeging aan de oudedagsreserve).
€ 1.753,- per maand bedraagt. Van deze draagkrachtruimte is in beginsel 60% beschikbaar voor alimentatie ten behoeve van de vrouw, oftewel in de periode tot 1 januari 2016 € 1.508,- per maand en in de periode vanaf 1 januari 2015 € 1.052,- per maand.
€ 496,- per maand kan worden gesteld. Het hof overweegt daartoe dat de kosten die voor [de minderjarige1] moeten worden voldaan -gelet op de draagkracht van de vrouw- voor rekening van de man komen. Ten aanzien van [de jongmeerderjarige] ziet het hof aanleiding om haar behoefte, die eveneens op € 496,- per maand kan worden gesteld, ex aequo et bono te verminderen met een bedrag van € 100,- per maand ter zake eigen inkomsten (basisbeurs, stagevergoeding en/of anderszins) en derhalve uit te gaan van een bedrag van € 396,- per maand.
De slotsom