Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker,
verder te noemen: de man,
wonende te [A] ,
verweerster,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.H. Six-van der Werf te Soest.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep met betrekking tot het verzoek tot schorsing
2016;
- een brief van mr. Keijser van 14 november 2016 met als bijlage het procesdossier in eerste
aanleg;
- een brief van mr. Keijser van 24 november 2016 met productie(s);
- het verweerschrift tegen het schorsingsverzoek met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Six-van der Werf van 6 december 2016 met productie(s);
3.Feiten en achtergronden
€ 285.879,-, waarin is opgenomen een fiscale bijtelling in verband met het privégebruik van een auto van de zaak van € 32.056,-. Volgens de jaaropgaven over 2007 bedroeg het belastbaar inkomen van de man bij [E] bv in de periode van 1 januari 2007 tot
1 november 2007 € 347.122,-, waarin is opgenomen een fiscale bijtelling in verband met het privégebruik van een auto van de zaak van € 26.714,-. De man is per 1 november 2007 op drieënzestigjarige leeftijd vervroegd uit dienst getreden en met ingang van die datum ontvangt de man een pensioen na pensioenverevening van € 86.639,- bruto per jaar. Het belastbaar inkomen van de man bij [C] bv bedroeg volgens de jaaropgave over 2007 in de periode van 1 november 2007 tot 31 december 2007 € 26.740,-. Voor het overige is onduidelijkheid blijven bestaan over de aard en omvang van de werkzaamheden van de man binnen zijn onderneming en de verdiensten daarvan voor de man na zijn pensionering, aldus het hof in die beschikking van 25 november 2008.
€ 496.909,-, € 102.931,-, € 654.921,-, € 608.953,- en € 620.536,-.
- met ingang van 1 december 2012 is bepaald op € 6.182,- per maand;
- met ingang van 1 januari 2013 is bepaald op € 6.287,09 per maand;
- met ingang van 1 januari 2014 is bepaald op € 6.343,67 per maand;
- met ingang van 1 januari 2015 is bepaald op € 6.394,35 per maand;
- met ingang van 1 januari 2016 is bepaald op € 6.477,48 per maand, telkens bij vooruitbetaling voor zover het de nog niet verstreken termijnen betreft. De rechtbank heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.De motivering van de beslissing
4.8 De vrouw heeft verzocht om de man te veroordelen in de proceskosten omdat zij door de onderhavige procedure op kosten wordt gejaagd. Het hof zal de man veroordelen in de proceskosten van deze procedure overeenkomstig het zogenoemde liquidatietarief (te raadplegen op onder meer: www.rechtspraak.nl) omdat, zoals blijkt uit het hiervóór overwogene, het schorsingsverzoek van de man van iedere relevante onderbouwing is ontbloot en de vrouw door dit verzoek nodeloos op kosten is gejaagd. Het hof begroot de kosten van de vrouw voor deze schorsingszaak in redelijkheid conform het puntensysteem op 2 punten (verweerschrift en mondelinge behandeling). Voor wat betreft de in aanmerking te nemen zwaarte van de zaak zal het hof in dit geval tarief IV in hoger beroep in aanmerking nemen omdat de man het geldelijk belang van de procedure in zijn beroepschrift heeft gesteld op ten minste € 90.000,-. De totale proceskosten van de vrouw begroot het hof daarmee op € 3.262,- (2 x € 1.631,-).