In deze zaak gaat het om de onrechtmatige onttrekking van gelden aan de bankrekening van een minderjarig kind, [naam kind], door haar ouders, [appellant] en [geïntimeerde 1]. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hof de eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland heeft herzien. De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellant] en [geïntimeerde 1] hebben samen het gezag over hun dochter [naam kind], die op 14 juli 2011 is geboren. [geïntimeerde 1] heeft een Groeirekening geopend voor [naam kind], waarop [appellant] een schenking van € 118.700 heeft gedaan. In de periode van 2013 tot 2014 heeft [geïntimeerde 1] echter aanzienlijke bedragen van deze rekening overgemaakt naar haar eigen rekeningen en die van [geïntimeerde 2], zonder toestemming van [appellant]. Dit leidde tot een rechtszaak waarin [wettelijk vertegenwoordiger kind] (de advocaat van [naam kind]) vorderingen heeft ingesteld tegen [geïntimeerden] voor onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van [wettelijk vertegenwoordiger kind] afgewezen, maar in hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde 1] onrechtmatig heeft gehandeld door de gelden van [naam kind] te onttrekken en voor eigen doeleinden te gebruiken. Het hof heeft [geïntimeerde 1] veroordeeld tot terugbetaling van de onttrokken bedragen en heeft de vorderingen van [wettelijk vertegenwoordiger kind] toegewezen, met uitzondering van de vorderingen tegen [geïntimeerde 2], die niet onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof heeft ook de kosten van de procedure toegewezen aan [wettelijk vertegenwoordiger kind].