ECLI:NL:RBNHO:2018:2444

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
6419971 \ CV EXPL 17-7822
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen door ouder met betrekking tot spaarrekening minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres, die optreedt voor zichzelf en als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, en een gedaagde, die in persoon procedeert. De eiseres heeft de gedaagde aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen, omdat de gedaagde zonder haar toestemming een formulier heeft laten ondertekenen waarmee de spaarrekening van de kinderen werd opgeheven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de handtekening van de eiseres onder valse voorwendselen heeft verkregen, door het opheffingsformulier tussen schoolpapieren te verstoppen, zodat de eiseres zich niet bewust was van wat zij ondertekende. Dit handelen van de gedaagde is als onrechtmatig beoordeeld, omdat hij daarmee de belangen van de kinderen heeft geschaad.

De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.088,10, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het beslag op de bankrekening van de gedaagde terecht is gelegd en dat de gedaagde de beslagkosten moet vergoeden. De tegenvordering van de gedaagde is afgewezen, evenals zijn verzoek om het beslag ongedaan te maken. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6419971 \ CV EXPL 17-7822 (H.K.)
Uitspraakdatum: 22 maart 2018
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) in de zaak van:
[eiseres]
voor haarzelf alsmede in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
wonende te [woonplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. M.L. Molenaar, advocaat te Noord-Scharwoude
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon procederende.

1.De gronden van de beslissing

de vordering1.1. De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] toewijzen, op de volgende gronden.
1.2.
Het verweer van [gedaagde] , dat er tussen partijen een afspraak is gemaakt over de spaarrekeningen van de kinderen, in die zin dat ieder van partijen het bewind zou gaan voeren over de spaarrekening van één kind, is tegenover de gemotiveerde betwisting niet voldoende onderbouwd.
1.3.
Het primaire standpunt van [eiseres] , dat [gedaagde] haar handtekening onder het opheffingsformulier van de Triodos bank zou hebben vervalst, is in deze procedure niet komen vast te staan.
1.4.
Uitgaande van de stelling van [gedaagde] , dat [eiseres] het opheffingsformulier van de Triodos Bank wèl heeft ondertekend, wordt het volgende overwogen.
1.5.
Ter zitting heeft [gedaagde] aangevoerd, dat hij [eiseres] het opheffingsformulier heeft laten tekenen door het opheffingsformulier tussen een stapel door [eiseres] te ondertekenen schoolpapieren te voegen, zodat zij zich er niet van bewust zou zijn waarvoor zij tekende, en dat hij bewust zo heeft gehandeld. Dit betekent dat de handtekening van [eiseres] door toedoen van [gedaagde] onder valse voorwendselen op het opheffingsformulier is geplaatst. Hij heeft, kort gezegd, de handtekening van [eiseres] afgetroggeld. Daarmee is door [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld.
1.6.
Het verweer van [gedaagde] dat hij vreesde dat [eiseres] het geld van de kinderen voor oneigenlijke doelen – het kopen van een fiets – zou aanwenden, is niet aannemelijk geworden. Ter zitting zijn op de laptop van [eiseres] de originele e-mails uit haar inbox bekeken. De kantonrechter heeft geconstateerd dat in die e-mails niets is vermeld over een te kopen fiets voor een van de kinderen.
1.7.
De kantonrechter knoopt in haar verdere beslissing aan bij het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 13 december 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:10086). Het in overweging 5.9. van die uitspraak vermelde uitgangspunt wordt voorop gesteld. In de onderhavige zaak staat vast dat [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk het gezag over de minderjarige kinderen uitoefenen en zij daarom gezamenlijk met het bewind over vermogen van de kinderen zijn belast.
1.8.
Vaststaat dat [gedaagde] , gebruikmakend van voornoemd opheffingsformulier, de tegoeden van de kinderen op de Triodos bankrekening heeft doorgestort op zijn eigen bankrekening bij de ABN AMRO. In voormelde omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat [gedaagde] heeft begrepen dat [eiseres] bezwaar zou hebben tegen deze transacties. De uitzondering dat [gedaagde] als ouder alleen bevoegd zou zijn om het bewind over het vermogen van de kinderen te voeren, deed zich dus niet voor. Vaststaat dat [gedaagde] ook geen toestemming aan de kantonrechter heeft gevraagd voor deze transacties. Daarmee staat vast dat [gedaagde] , door op deze wijze te handelen, de wettelijke bewindsregels heeft overtreden.
1.9.
Zonder genoegzame verklaring daarvoor valt niet in te zien dat de overboekingen in het belang van de kinderen zijn geweest, ook gelet op de door de Triodos Bank in rekening gebrachte kosten. Nu [gedaagde] de - (mede) ter bescherming van de vermogensrechtelijke belangen van de kinderen strekkende - bewindsregels niet heeft nageleefd en de belangen van de kinderen niet (voldoende) heeft behartigd, moet worden geoordeeld dat hij hiermee onrechtmatig jegens de kinderen heeft gehandeld. De vordering van [eiseres] is daarom toewijsbaar.
1.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen tot het wettelijke tarief, te weten € 524,91, omdat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten hoger is dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief.
1.11.
In verband met het onrechtmatig handelen van [gedaagde] moet worden geoordeeld dat het beslag op de bankrekening van [gedaagde] terecht is gelegd en niet als disproportioneel kan worden aangemerkt. Van een nietig, onnodig of onrechtmatig beslag is geen sprake. [gedaagde] dient daarom de beslagkosten die [eiseres] heeft gemaakt, aan haar te vergoeden.
1.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.
de tegenvordering
1.13.
Het verzoek om het beslag ongedaan te maken wordt niet gehonoreerd, gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de vordering is overwogen. Om die reden wordt ook het verzoek van [gedaagde] voor een kostenvergoeding afgewezen. Het verzoek van [gedaagde] om [eiseres] de politieaangifte te laten intrekken, wordt afgewezen, nu de civiele rechter daartoe niet bevoegd en in staat. Bovendien is ter zitting gebleken dat de officier van justitie heeft besloten tot niet verdere vervolging.
1.14.
[gedaagde] dient voor wat betreft de tegenvordering in de proceskosten te worden veroordeeld, maar gelet op de nauwe samenhang met de vordering in conventie worden deze kosten op nihil gesteld.

2.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering2.1. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 3.088,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 september 2017 tot de dag der voldoening,
onder de gehoudenheid van [eiseres] om daarvan een bedrag van € 1.511,39 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2017 tot de dag der voldoening op de nieuwe spaarrekening van [minderjarige 1] bij Triodos te storten, alsmede een bedrag van € 1.576,71 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2017 tot de dag der voldoening op de nieuwe spaarrekening van [minderjarige 2] bij Triodos te storten;
2.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 524,91 ter zake van buitengerechtelijke kosten;
2.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding kantonprocedure € 99,21
griffierecht kantonprocedure € 0,00
salaris gemachtigde kantonprocedure € 300,00
griffierecht beslagzaak € 287,00
beslag- en betekeningkosten beslagzaak € 288,25
salaris gemachtigde beslagzaak € 384,00;
2.4.
veroordeelt [gedaagde] tevens tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
2.5.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
2.6.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering2.7. wijst de vordering af;
2.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten in de tegenvordering, die tot en met vandaag voor [eiseres] worden vastgesteld op nihil.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter