In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres, die optreedt voor zichzelf en als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, en een gedaagde, die in persoon procedeert. De eiseres heeft de gedaagde aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen, omdat de gedaagde zonder haar toestemming een formulier heeft laten ondertekenen waarmee de spaarrekening van de kinderen werd opgeheven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de handtekening van de eiseres onder valse voorwendselen heeft verkregen, door het opheffingsformulier tussen schoolpapieren te verstoppen, zodat de eiseres zich niet bewust was van wat zij ondertekende. Dit handelen van de gedaagde is als onrechtmatig beoordeeld, omdat hij daarmee de belangen van de kinderen heeft geschaad.
De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.088,10, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het beslag op de bankrekening van de gedaagde terecht is gelegd en dat de gedaagde de beslagkosten moet vergoeden. De tegenvordering van de gedaagde is afgewezen, evenals zijn verzoek om het beslag ongedaan te maken. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad.