In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] BV tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had het bezwaar van belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst ongegrond verklaard en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende had over het tijdvak december 2011 aangifte gedaan van afvalstoffenbelasting met een negatief bedrag van € 4.894.338. De Inspecteur had het bezwaar ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar, maar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de hoogte van de teruggaaf in geschil was. Het Hof oordeelde dat de rechtbank het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur de aangifte als een verzoek om teruggaaf had moeten beschouwen, ook al was deze na de wettelijke termijn ingediend. Het Hof oordeelde dat de overgangsregeling van toepassing was op de afvalstoffen die niet gestort waren en dat de wetgever niet bedoeld had om claims onder de oude regeling buiten het bereik van de overgangsregeling te houden. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep ongegrond, en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende.