ECLI:NL:HR:2005:AT3037
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een belastingaanslag en de terugwerkende kracht van wetswijzigingen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 werd gehandhaafd. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 245.139. Na bezwaar tegen de aanslag, dat door de Inspecteur werd afgewezen, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld met vier middelen.
De Hoge Raad behandelt de middelen en concludeert dat middel 2, dat zich richt op de terugwerkende kracht van de wetswijziging, faalt. De Hoge Raad verwijst naar een arrest van het EHRM, waarin werd gesteld dat bij wetgeving met terugwerkende kracht moet worden beoordeeld of er een onredelijke last wordt opgelegd aan degene wiens recht wordt beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. In dit geval was er echter geen sprake van een onredelijke last, omdat de waardestijging van de onroerende zaak niet onderworpen was aan belastingheffing op basis van een voor hem gunstiger regime.
De overige middelen (1, 3 en 4) worden eveneens verworpen zonder nadere motivering, omdat zij niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat er geen inmenging in het eigendomsrecht is en dat de wetgever binnen zijn beoordelingsvrijheid is gebleven bij het toekennen van terugwerkende kracht aan de belastingwet.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 1 april 2005.