In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank Overijssel aan de orde. De appellant, die een combiverzekering had afgesloten bij N.V. Noordhollandsche van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij, had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de verzekeraar wegens een registratie van zijn persoonsgegevens in het Centraal Informatiesysteem (CIS) na beschuldigingen van verzekeringsfraude. De rechtbank had de vordering van de appellant toegewezen, maar de verzekeraar heeft in hoger beroep de uitvoerbaarheid van het vonnis aangevochten.
De appellant vorderde in het incident dat de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis van 9 september 2014 zou worden geschorst, omdat hij meende dat het vonnis juridische misslagen bevatte die zijn procespositie hadden geschaad. Het hof overwoog dat de verklaringen voor recht in het bestreden vonnis niet uitvoerbaar zijn en dat de appellant geen belang had bij de schorsing van deze verklaringen. Wat betreft de veroordeling tot betaling van een bedrag aan de verzekeraar, oordeelde het hof dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van juridische misslagen die schorsing rechtvaardigden.
Het hof concludeerde dat de belangen van de verzekeraar bij tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder wogen dan die van de appellant. De incidentele vordering tot schorsing werd afgewezen, en de zaak werd verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven in de hoofdzaak. De beslissing over de kosten van het incident werd gereserveerd voor de einduitspraak.