Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
16 april 2014 (verbeterd bij uitspraak van 30 april 2014) en 6 augustus 2014 van de rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Almere (hierna: de kantonrechter).
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De procedure in eerste aanleg.
5.De grieven en de beoordeling
grieven 1 en 2strekken er toe dat de rechtbank de door [geïntimeerden] bij akte van 7 mei 2014 gedane vermeerdering van eis, ten onrechte heeft toegestaan. In deze grieven is [appellante] niet-ontvankelijk nu in artikel 130 lid 2 Rv een hogere voorziening tegen de beslissing betreffende een vermeerdering van eis wordt uitgesloten.
grieven 3 tot en met 6zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank in haar tussenvonnis van 16 april 2014 dat de vordering tot verwijdering van de boom en die tot vergoeding van schade nog niet zijn verjaard. De grieven worden gezamenlijk besproken.
kanworden gevorderd en daarmee voor de aanvang van de verjaringstermijn. Deze benadering sluit aan bij de wijze waarop in de rechtspraak ten aanzien van andere verjaringstermijnen in titel 11 van Boek 3 BW wordt geoordeeld (zie HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8903).
6.Conclusie
5.De beslissing
€ 894,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
24 november 2015 in bijzijn van de griffier.