ECLI:NL:HR:2001:AB2772
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verrekening van pensioenrechten na echtscheiding
In deze zaak gaat het om de verrekening van pensioenrechten tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De vrouw had de man gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond en gevorderd dat de pensioenrechten op grond van een eerder arrest van de Hoge Raad zouden worden verrekend. De Rechtbank heeft de vordering van de vrouw toegewezen, maar de man ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank, waarop de man cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte het eindvonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. De man had in zijn hoger beroep aangevoerd dat de vordering van de vrouw tot contante afrekening van de pensioenrechten niet kon worden toegewezen, maar dat er slechts een voorwaardelijke uitkering op basis van de contante waarde van de pensioenrechten kon worden toegewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof deze essentiële stelling van de man niet naar behoren heeft behandeld.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2001.