Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“het (aangepaste) plan”(artikel 13C koopovereenkomst), 3) betaling van een vaste vergoeding van € 200.000 aan [appellant] en zonen B.V. eveneens bij realisatie van het (aangepaste) plan (artikel 13A6 sub 8b koopovereenkomst). In artikel 13A1 koopovereenkomst is het plan gedefinieerd als het
“(her)ontwikkelen tot een locatie voor de bouw van appartementencomplexen met verdere aanbehoren zoals schetsmatig vermeld op de aan deze koopakte gehechte bijlage”. Op de bijgevoegde schets zijn twee appartementengebouwen getekend met tezamen 18 appartementen over drie bouwlagen per complex. De bestaande woning zou worden gesloopt. [appellant] behield het recht om het perceel om niet te bewonen tot één maand na indiening van een complete vergunningaanvraag voor de herontwikkeling van het perceel (artikel 13D koopovereenkomst). Het perceel is op 1 maart 2007 geleverd. Het plan, althans plannen om twee appartementencomplexen op het perceel te bouwen, stuitte(n) op verzet van de gemeente Wijdemeren (hierna: de gemeente) en van omwonenden. [geïntimeerde 1] c.s. hebben het plan daarom zodanig gewijzigd dat zij hopen daarvoor wel de benodigde vergunningen te verkrijgen. Het meest recente plan, dat voorziet in gelijktijdige ontwikkeling van het perceel tezamen met [adres 2], waarop de horecagelegenheid
“[eetcafe]”is gelegen, houdt in dat op het perceel twee zogenaamde notariswoningen, twee seniorenparkwoningen, vier hofwoningen en twee waterwoningen worden gebouwd, terwijl de bestaande woning gehandhaafd blijft (productie 28 bij de brief van mr. Van Weeren van 29 april 2015). Volgens [geïntimeerde 1] c.s. is niet zeker of alle woningen vergund zullen worden. [geïntimeerde 1] c.s. zullen op de exploitatie van dit plan verlies lijden.
“het (aangepaste) plan”in artikel 13C1 en
“planrealisatie”in artikel 13A6 sub 8b: [appellant] meent dat daaronder ieder plan valt dat wordt gerealiseerd op het perceel, [geïntimeerde 1] c.s. menen dat daarmee slechts is bedoeld het plan, zoals gedefinieerd in artikel 13A1 en weergegeven op de bijlage, inclusief aanpassingen die nodig blijken na overleg met de overheid en omwonenden. Zij stellen dat het huidige plan niet meer kan worden beschouwd als een aanpassing van het plan, zoals partijen dat in de overeenkomst hebben gedefinieerd.
“het plan”in artikel 13A1: het
“(her)ontwikkelen tot een locatie voor de bouw van appartementencomplexen met verdere aanbehoren zoals schetsmatig vermeld op de aan deze koopakte gehechte bijlage”. Op de bijgevoegde schets zijn twee appartementengebouwen getekend met tezamen 18 appartementen over drie bouwlagen per complex, waarbij de bestaande woning zou worden gesloopt. De woorden
“het plan”komen in de daarop volgende bepalingen vaak voor en hebben dus de in artikel 13A1 gedefinieerde betekenis.
“Indien uit consultatie van de relevante overheidsinstantie(s) blijkt dat het plan om de benodigde medewerking aan de beoogde (her)ontwikkeling te verkrijgen (op onderdelen) moet worden aangepast, zal die aanpassing worden doorgevoerd tenzij als gevolg daarvan het geprognosticeerde resultaat van de (her)ontwikkeling substantieel verslechtert.”Partijen hebben voorzien dat uit overleg met de overheid volgt dat het plan moet worden aangepast - zoals in de praktijk meer regel dan uitzondering is - en hebben zich verplicht dergelijke aanpassingen door te voeren, tenzij het voorziene resultaat substantieel verslechtert. In dat geval is er geen “doorvoerplicht” en daarmee ook geen “uitvoeringsplicht”. De woorden
“het (aangepaste) plan”komen op enkele plaatsen in de koopovereenkomst voor (bijv. de artikelen 13A6 sub 8a en 13C1) en hebben dus de in artikel 13A4 bedoelde betekenis. Een consequente uitleg van de koopovereenkomst brengt mee dat ook de woorden
“de planrealisatie”(bijv. artikel 13B) en
“planrealisatie”(bijv. artikel 13A6 sub 8b) verwijzen naar het - al dan niet aangepaste - plan tot ontwikkeling van twee appartementencomplexen.
“het (aangepaste) plan”wordt gerealiseerd, [geïntimeerde 1] c.s. een appartement moeten leveren aan [appellant], wat verder in artikel 13C2 sub a en b wordt uitgewerkt:
“het (aangepaste) plan”. Diezelfde voorwaarde is van toepassing op de verplichting tot betaling van de vaste vergoeding van € 200.000 aan J.C. [appellant] en zonen B.V. (artikel 13A6 sub 8b).
“het (aangepaste) plan”of als
“(de) planrealisatie”. Het huidige plan bouwt immers niet voort op het plan van twee appartementencomplexen met 18 appartementen en vormt daarvan dus geen aanpassing. Het toont ook geen verwantschap met dat plan, nu het uitgaat van grondgebonden woningen. Het woord
“aanpassing”zou te ver buiten zijn normale betekenis worden opgerekt als ieder plan tot realisatie van woningen op het perceel zou worden beschouwd als
“het (aangepaste) plan”. Dat betekent dat de voorwaarde, waaronder de leverings- en betalingsverplichting zijn overeengekomen, niet in vervulling is gegaan en dat [geïntimeerde 1] c.s. daarom niet gehouden zijn deze verplichtingen na te komen.
“het (aangepaste) plan”ruim of eng moet worden uitgelegd. [appellant] heeft ook niets concreets aangevoerd waaruit moet worden afgeleid dat partijen dit begrip ruim hebben opgevat, althans dat hij dit zo op grond van verklaringen en gedragingen van [geïntimeerde 1] c.s. heeft mogen begrijpen. Zijn stelling dat de koopsom € 1.900.000 bedroeg, die in verband met financieringsproblemen van [geïntimeerde 1] c.s. is opgeknipt in drie delen (nrs. 86 en 186 memorie van grieven), is onvoldoende basis voor de gevolgtrekking dat partijen in afwijking van de duidelijke bewoordingen van de overeenkomst zijn overeengekomen dat ieder te realiseren plan op het perceel aan [appellant] aanspraak geeft op levering van een appartement en betaling van € 200.000. Die grenzen aan de financiering van het project kunnen even goed aanleiding zijn geweest om, zoals [geïntimeerde 1] c.s. stellen, een deel van de koopsom afhankelijk te maken van het succes van de planrealisatie. Een en ander betekent dat er geen aanleiding is [appellant] toe te laten tot het leveren van bewijs van zijn aan zijn vorderingen ten grondslag liggende stelling dat het thans voorliggende plan is te beschouwen als
“het (aangepaste) plan”in de zin van de koopovereenkomst. Omdat
“het (aangepaste) plan”niet is gerealiseerd, heeft [appellant] geen aanspraak op levering van een woning of een vervangende betaling van € 400.000, noch op betaling van de vaste vergoeding van € 200.000. Deze vorderingen in reconventie zijn daarom door de rechtbank op goede gronden afgewezen.
“Ingeval door definitieve weigering van medewerking door de bevoegde overheid/overheden aan de planologische of vrijstellingsprocedure of door het niet verkrijgen dan wel vernietigen van de voor (her)ontwikkeling benodigde vergunning(en) geen planrealisatie zal plaatsvinden, zal verkoper het verkochte uiterlijk drie (3) maanden nadat dat definitief vast staat ter vrije beschikking van koper stellen.”) niet worden afgeleid dat [appellant] dus een levenslang recht op bewoning van de woning heeft. Ook al is deze bepaling op voorstel van [geïntimeerde 1] c.s. geschrapt - kennelijk per vergissing of omdat [geïntimeerde 1] c.s. toen dachten dat zij overbodig was (nr. 17 proces-verbaal van 13 maart 2014 en nr. 4.103 memorie van antwoord) - er kan niettemin aan worden ontleend dat als
“planrealisatie”, te weten realisatie van het in de overeenkomst gedefinieerde
“aangepaste plan”, definitief geen doorgang zal vinden, [appellant] de woning binnen drie maanden diende te ontruimen. Deze strekking steunt het oordeel dat uit de redelijkheid en billijkheid volgt dat [appellant] thans de woning dient te ontruimen.
“De door koper aan verkoper verschuldigde tegenprestatie omvat: (…) 2. de verplichting tot levering van de appartementsrechten zoals bedoeld in artikel 13, met dien verstande dat deze verplichting vervalt indien geen planrealisatie plaatsvindt.”) volgt dat de voorwaardelijke verbintenis tot levering van een appartementsrecht daarom is vervallen. Verder volgt uit artikel 13A6 lid 8a koopovereenkomst dat [appellant] en zonen B.V. geen vergoeding van € 200.000 ontvangt als, kort gezegd
“het (aangepaste) plan”niet wordt gerealiseerd. Omdat de (eventuele) vordering is gecedeerd aan [appellant], is de stelling dat [appellant] en zonen B.V. ook in rechte had moeten worden betrokken, onjuist. In 4.16 is beslist dat uit de redelijkheid en billijkheid volgt dat aan het woonrecht van [appellant] een einde is gekomen. Dit een en ander betekent dat [geïntimeerde 1] c.s. geen verplichtingen uit de koopovereenkomst tegenover [appellant] hebben, zodat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat op grond van de redelijkheid en billijkheid volgt dat de zekerheid moet worden opgeheven. Grief XIX is ongegrond.