Nadat de affectieve relatie was geëindigd en er geschillen waren gerezen, hebben [appellant 1] Beheer B.V. en [A] B.V. met [geïntimeerde 1] ter comparitie bij de rechtbank Utrecht van 13 september 2006 een in een proces-verbaal vastgelegde vaststellingsovereenkomst gesloten (productie 1 bij conclusie van antwoord), waarbij de VOF per 2 januari 2007 werd ontbonden en zou worden voortgezet door [appellant 1] Beheer B.V. en [A] B.V. tezamen tegen vergoeding van een bedrag van € 1.000.000 in termijnen aan [geïntimeerde 1].
In geval van toepasselijkheid van de tonnageregeling zou de uittredingsopbrengst van in totaal € 1.000.000 volledig, dus zonder aftrek van € 250.000 wegens vennootschapsbelasting, aan [geïntimeerde 1] toekomen.
Bij die vaststellingsovereenkomst zijn partijen verder overeengekomen:
“Eiseressen in conventie(de voortzettende vennoten, hof)
zullen [geïntimeerde 1] Beheer B.V. volledig vrijwaren voor alle handelingen met betrekking tot de VOF vanaf 5 oktober 2005. (…)
Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het bovenstaande finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van deze procedure gevorderd hebben en al hetgeen zij mogelijk nog te vorderen hebben in het kader van de rechtsbetrekking die tussen hen heeft bestaan. (…)”.
Ter verduidelijking van het proces-verbaal van deze comparitie zijn die drie partijen alsmede de VOF en [B] Projects B.V. bij addendum van 25 januari/8 maart 2007 (productie 2 bij conclusie van antwoord) nog overeengekomen (in artikel 3) dat van de uittreevergoeding de eerste termijn ad € 250.000 uiterlijk op 31 januari 2007 was verschuldigd, de tweede termijn van € 250.000 op 2 januari 2008 en de derde termijn van € 500.000 op 2 januari 2009, (in artikel 4) dat [B] Projects B.V. het aandeel van [geïntimeerde 1] in de VOF zou overnemen, dat de VOF zou zorgdragen voor de betaling van de verplichtingen van [geïntimeerde 1] en/of haar familie aan Holding en [appellant 2] ter grootte van € 109.271 en ten slotte in artikel 5.1:
“Partijen alsmede de (indirect) bestuurders van partijen verlenen elkaar met inachtneming van het bovenstaande na het voldoen van de in het proces verbaal van comparitie van partijen en dit addendum genoemde verplichtingen over en weer, in welke hoedanigheid ook, volledige en finale kwijting ten aanzien van alle benoemde en onbenoemde vorderingsrechten. (…)”.