In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de hoofdelijke verbondenheid van vennoten van een vennootschap onder firma (V.O.F.) voor alle schulden die bestaan ten tijde van hun toetreding tot de vennootschap en de schulden die nadien ontstaan. De zaak betreft een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, waarin zij werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan [geïntimeerde]. De rechtbank had geoordeeld dat [appellante] aansprakelijk was voor een bedrag van € 16.000,--, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat zij als vennoot van Adviesgroep [A] verantwoordelijk werd gehouden voor de verplichtingen van de vennootschap, ondanks dat zij pas na de ontstaan van de schuld tot de vennootschap was toegetreden.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de feiten die eerder door de rechtbank waren vastgesteld. [geïntimeerde] had in eerste aanleg betaling gevorderd van een bedrag van € 35.000,-- en een schadebedrag van € 5.075,--, omdat Adviesgroep [A] haar verplichtingen niet was nagekomen. Na het faillissement van Adviesgroep [A] en [C], die ook als vennoot betrokken was, werd de procedure tegen [appellante] voortgezet. Het hof heeft vastgesteld dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten voor bestaande schulden van de vennootschap is bedoeld om de rechtszekerheid te waarborgen en schuldeisers te beschermen.
Het hof heeft geoordeeld dat [appellante] hoofdelijk aansprakelijk is voor de verbintenissen van Adviesgroep [A], ook voor de schulden die vóór haar toetreding zijn ontstaan. De grief van [appellante] werd verworpen, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tevens is [appellante] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld, die aan de zijde van [geïntimeerde] zijn vastgesteld op € 704,-- aan griffierecht en € 894,-- aan salaris advocaat.