In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [appellante], tegen twee vennootschappen naar Duits recht, aangeduid als [geïntimeerden]. De zaak betreft de rechtsmacht op grond van artikel 5 van de EEX-Vo in het kader van een overeenkomst van opdracht. Het hof behandelt de vraag waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De rechtbank Gelderland had zich onbevoegd verklaard, maar [appellante] stelt dat de diensten hoofdzakelijk in Nederland zijn verricht. Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, omdat de diensten voornamelijk in Nederland zijn geleverd. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en verklaart de Nederlandse rechter bevoegd, waarbij de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Gelderland voor verdere behandeling. Tevens worden de kosten van de procedure toegewezen aan [geïntimeerden].