ECLI:NL:RBGEL:2014:4352

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
14 juli 2014
Zaaknummer
259621
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale handelszaak tussen Arjatex B.V. en Pongs Textil GmbH

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen Arjatex B.V., een agenturenfirma voor textiel, en Pongs Textil GmbH, een Duitse vennootschap. Arjatex vordert in de hoofdzaak een betaling van € 63.497,95 van Pongs, voortvloeiend uit een overeenkomst van opdracht. Pongs heeft echter de rechtbank Gelderland in een incidentele conclusie verzocht zich onbevoegd te verklaren, omdat zij gevestigd is in Duitsland en volgens de EEX-verordening daar gedagvaard dient te worden. De rechtbank heeft de procedure in het incident gevolgd, waarbij de relevante documenten zijn ingediend, waaronder de dagvaarding en de incidentele conclusies van beide partijen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van internationale rechtsbetrekkingen en dat de hoofdregel van de EEX-verordening van toepassing is. Arjatex heeft betoogd dat de rechtbank Gelderland bevoegd is op basis van de alternatieve bevoegdheid zoals genoemd in artikel 5 van de verordening, omdat de verbintenis tot betaling van loon in Nederland zou moeten worden uitgevoerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verbintenis tot betaling van loon rust op Pongs, die haar kantoor in Duitsland heeft. Dit betekent dat de verbintenis daar moet worden uitgevoerd, waardoor de rechtbank Gelderland zich onbevoegd moet verklaren.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, hoewel Arjatex een subsidiaire vordering heeft ingediend die mogelijk wel onder de Nederlandse rechtsmacht valt, zij zich op basis van de primaire vordering onbevoegd moet verklaren. Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard en Arjatex veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 452,00. Dit vonnis is uitgesproken op 18 juni 2014 door mr. J.D.A. den Tonkelaar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/259621 / HA ZA 14-105
Vonnis in incident van 18 juni 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARJATEX B.V.,
gevestigd te Westervoort,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.W. Janssens te Houten,
tegen
1. de vennootschap naar Duits recht
PONGS TEXTIL GMBH,
gevestigd te (D-48703) Stadtlohn, Duitsland,
2. de vennootschap naar Duits recht
PONGS TECHNICAL TEXTILES GMBH,
gevestigd te (D-07919) Mühltroff, Duitsland,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. E. Jacobson te Enschede.
Partijen zullen hierna enerzijds Arjatex en anderzijds Pongs Textil en Pongs Technical Textiles afzonderlijk en gezamenlijk Pongs genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte houdende overlegging producties van de zijde van Arjatex
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Arjatex is een agenturenfirma voor textiel. Arjatex gaat op enig moment een samenwerking aan met Pongs, waarbij Arjatex diverse klanten aanbrengt bij Pongs. Arjatex wordt op 15 september 2011 gebeld door een klant, [naam], die op dat moment op een beurs staat. De klant heeft een klacht over het artikel “Ware Artikel Artist Heavy” dat mogelijk door Pongs geleverd is via Maegis, welk bedrijf een afnemer is van Pongs. Arjatex probeert telefonisch contact te leggen met Pongs om te verifiëren of voornoemd product afkomstig is van Pongs. Dit lukt niet en uiteindelijk stuurt Arjatex een e-mailbericht naar Pongs. Pongs reageert bij e-mailbericht van 18 september 2011 en zegt de samenwerking op. Als reden daarvoor draagt Pongs aan dat Maegis een concurrent is van Arjatex, zodat Arjatex zich niet met de kwestie aangaande [naam] had mogen inlaten. Arjatex antwoordt daarop dat Pongs een redelijk financieel voorstel moet doen als zij de overeenkomst wil opzeggen. Pongs weigert dit.
2.2.
In de hoofdzaak vordert Arjatex primair hoofdelijke veroordeling van Pongs tot betaling van een bedrag van € 63.497,95, althans een in goede justitie te bepalen bedrag ten titel van een redelijk loon uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2011, althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
Subsidiair vordert Arjatex hoofdelijke veroordeling van Pongs tot betaling van een bedrag van € 63.497,95, althans een in goede justitie te bepalen bedrag ten titel van volledige schadevergoeding, dan wel € 246,50, althans een in goede justitie hoger vast te stellen bedrag ten titel van schadeloosstelling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2011, althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en een in goede justitie vast te stellen bedrag ten titel van klantenvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2011, althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
Daarnaast vordert Arjatex ten aanzien van de primaire en subsidiaire vordering de hoofdelijke veroordeling van Pongs in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling vanaf 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis.
2.3.
Vóór alle weren vordert Pongs dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, nu Pongs is gevestigd in Duitsland en aldaar dient te worden gedagvaard op grond van de Verordening (EG) nr. 44 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de Verordening). De uitzonderingen zoals genoemd in de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk II van de Verordening zijn volgens Pongs niet van toepassing. Pongs stelt dat de rechtbank Gelderland daarmee onbevoegd is om zich over het onderhavige geschil uit te laten. Bovendien stelt zij dat Duits recht van toepassing is.
2.4.
Arjatex voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat partijen mondeling een overeenkomst hebben gesloten en daarbij geen forumkeuzebeding zijn overeengekomen. Tussen partijen is sprake van internationale rechtsbetrekkingen en de rechtbank ziet zich om die reden voor de vraag gesteld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. In dit verband bepaalt de hoofdregel in artikel 2 lid 1 van de Verordening dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat voor de gerechten van die lidstaat worden opgeroepen. De Verordening geeft in artikel 5 en verder een aantal alternatieve bevoegdheidsgronden, waaraan de eisende partij de voorkeur kan geven boven de hoofdregel van artikel 2 van de Verordening.
2.6.
Volgens Arjatex is de alternatieve bevoegdheid als bedoeld in artikel 5 aanhef lid 1 onder a en op artikel 5 aanhef lid 1 sub b, tweede gedachtestreepje van toepassing en is daarmee de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem bevoegd om kennis te nemen van het geschil. Dit artikel luidt, voor zover van belang, als volgt:
Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
1. a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de
verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
b) voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, is de plaats van
uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:
- voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de
overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden.
2.7.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat Arjatex aan haar primaire vordering ten grondslag legt de verbintenis tot betaling van een redelijk loon op grond van de overeenkomst van opdracht die zij heeft gesloten met Pongs. Daarmee is sprake van een verbintenis uit overeenkomst als bedoeld in artikel 5, lid 1, sub a van de Verordening. Uit de stukken van het geding volgt echter niet wat partijen zijn overeengekomen aangaande de plaats waar de verbintenis tot betaling van loon gewoonlijk moet worden uitgevoerd. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de plaats waar de verbintenis tot betaling van loon moet worden uitgevoerd bepalend is de plaats waar de partij op wie die verbintenis rust opdracht geeft tot betaling. In dit geval rust op Pongs de verbintenis tot betaling. Nu Pongs haar kantoor heeft te Stadtlohn, Duitsland, is dat de plaats waar de verbintenis tot betaling van loon wordt uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Dit brengt met zich dat Pongs op grond van artikel 5 aanhef lid 1 onder a van de Verordening gedagvaard dient te worden voor de gerechten van Duitsland. Daarmee is de Duitse rechter bevoegd en zal de rechtbank Gelderland zich onbevoegd moeten verklaren om kennis te nemen van het geschil tussen Arjatex en Pongs.
2.8.
De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat Arjatex aan haar subsidiaire vordering weliswaar ten grondslag legt de verbintenis tot betaling van schadevergoeding en klantenvergoeding op grond van de agentuurovereenkomst die zij met Pongs is aangegaan, zodat de Nederlandse kantonrechter ten aanzien van die grondslag bevoegd is om van die vordering kennis te nemen, maar de rechtbank komt aan behandeling van die grondslag niet toe, nu zij zich op grond van de primaire grondslag van de vordering onbevoegd moet verklaren.
Ten aanzien van de kosten
2.9.
Arjatex zal als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden overeenkomstig tarief II van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven begroot omdat de incidentele vordering is aan te merken als een zaak van onbepaalde waarde.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd,
3.2.
veroordeelt Arjatex in de kosten van het incident, aan de zijde van Pongs Textil en Pongs Technical Textiles tot op heden begroot op € 452,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2014.
Coll: LV