Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
2 [geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.Slotsom
€ 894,-(1 punt x tarief II)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van bestuurders na het faillissement van een vennootschap. Appellant, die werkzaamheden heeft verricht voor de failliet verklaarde vennootschap, vordert schadevergoeding van de bestuurders, omdat zij volgens hem onrechtmatig hebben gehandeld door selectief betalingen te verrichten aan andere schuldeisers, terwijl zij wisten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De kantonrechter heeft de vorderingen van appellant afgewezen, waarna hij in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van eerdere vonnissen en de ingediende stukken. Het hof oordeelt dat de bestuurders niet wisten of redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen kon voldoen op het moment dat zij appellant opdrachten gaven. Het hof bevestigt dat de bestuurders door kapitaalinjecties hebben geprobeerd de vennootschap te redden en dat er geen sprake was van onrechtmatige selectieve betalingen. De grieven van appellant worden verworpen en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Appellant wordt in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.