In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur gemeentelijke belastingen van Amersfoort tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder de aanslagen rioolheffing voor het jaar 2013, opgelegd aan [X] B.V., gedeeltelijk vernietigd en de aanslagen verlaagd. De heffingsambtenaar had een aanslag rioolheffing voor eigenaren van € 4.205 en voor gebruikers van € 3.124 opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de baten van de rioolheffing de lasten overtroffen, wat leidde tot een vermindering van de aanslagen. De heffingsambtenaar ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de verordening correct was vastgesteld en dat de opbrengstlimiet niet was overschreden. Tijdens de zitting werd het standpunt van de belanghebbende, [X] B.V., dat de rioolheffing onterecht was opgelegd, besproken. De belanghebbende betoogde dat de gemeente de rioolheffing gebruikte om andere kosten te dekken, wat volgens hen niet toegestaan was. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht had gegeven in de kosten die door de rioolheffing gedekt werden en dat de aanslagen terecht waren opgelegd. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen aan de heffingsambtenaar, maar de beslissingen van de rechtbank omtrent de proceskosten en het griffierecht bleven in stand.