Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.Slotsom
€ 462,00
€ 300,00
€ 308,00
€ 894,00(1 punt x tarief II ad 894,00)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de beslissing van de kantonrechter te Utrecht van 2 juli 2014, waarin zijn vorderingen werden afgewezen. [Appellant] had een beëindigingsovereenkomst gesloten met [geïntimeerde], waarin een financiële vergoeding was overeengekomen. De kern van het geschil betreft de vraag of [geïntimeerde] gehouden is het volledige bedrag van de overeengekomen vergoeding te betalen, of dat zij zich kan beroepen op een onjuiste startdatum van het dienstverband van [appellant].
[Appellant] was in dienst bij [geïntimeerde] en had eerder gewerkt voor de rechtsvoorgangers van [geïntimeerde]. Bij de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op 1 december 2013, werd een beëindigingsvergoeding van € 191.267,02 overeengekomen. [Geïntimeerde] stelde later dat bij de berekening van deze vergoeding een fout was gemaakt, omdat de startdatum van het dienstverband onjuist was vastgesteld. [Geïntimeerde] claimde dat de juiste startdatum 1 juni 1997 was, in plaats van 1 maart 1994, wat leidde tot een lagere vergoeding.
Het hof overweegt dat de beëindigingsovereenkomst als een vaststellingsovereenkomst moet worden beschouwd, waarin partijen finale kwijting aan elkaar verlenen. Het hof oordeelt dat [appellant] in redelijkheid mocht vertrouwen op de tekst van de overeenkomst en dat [geïntimeerde] niet kan volhouden dat zij niet gehouden is het overeengekomen bedrag te betalen. De grief van [appellant] slaagt, en het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 11.621,26, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 februari 2014.
Daarnaast wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het hof benadrukt dat de uitleg van de overeenkomst niet enkel taalkundig kan zijn, maar ook moet worden bezien in de context van de onderhandelingen en de bedoelingen van partijen.