Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
4 september 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Deze feiten (aangevuld met wat overigens nog als onweersproken vaststaat) komen, voor zover in hoger beroep van belang, op het volgende neer.
[appellant] twee auto's laten verzekeren, te weten een Volkswagen Transporter die hij wilde ombouwen tot camper, kenteken [kenteken 2], en een personenauto van het merk Mercedes Benz, type 350 SL Roadstar, bouwjaar 1980, kenteken [kenteken 1].
[appellant] heeft een op het strafrechtelijk verleden gerichte vraag op het door hem op
12 maart 2009 ondertekende aanvraagformulier niet ingevuld en [X] heeft hem op 19 maart 2009 telefonisch gevraagd waarom hij die vraag niet heeft ingevuld. [appellant] wees er toen op dat hij zijn strafrechtelijke verleden in het eerdere telefoongesprek al had gemeld.
Daarop heeft [X], na overleg met Drenthe Overijssel Assuradeuren (hierna: DOA), de gevolmachtigde van de verzekeraar, op het aanvraagformulier bij het onderdeel betreffende het strafrechtelijke verleden van de verzekerde, vermeld: '
is bekend'.
'is bekend'.[appellant] heeft het hem toegezonden aanvraagformulier op 12 mei 2010 ondertekend. De verzekering is ondergebracht bij Achmea Schadeverzekeringen N.V. (hierna aan te duiden met de handelsnaam Avéro Achmea), die de Mercedes per 1 mei 2010 in dekking heeft genomen.
“[…]Uw verzekeringen had DOA NIET geaccepteerd indien u de ware aard van uw strafrechtelijke verleden aan ons voor acceptatie kenbaar had gemaakt.In artikel 7:929 lid 2 BW staat vermeld dat de verzekeraar die ontdekt heeft dat de verzekering nemer niet voldaan heeft aan zijn mededelingsplicht met de intentie de verzekeraar hierin te misleiden, of bij wetenschap van de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben afgesloten, de verzekering binnen twee maanden na ontdekking met onmiddellijke ingang kan beëindigen. DOA zal de verzekeringen per 1 maart 2011 royeren, behoudens polisnummer [nummer]. (deze zal vervallen per 2 februari 2011).U heeft verzaakt mede te delen dat u in het verleden een vermogensdelict(en) hebt begaan en dat verzekeraar Nationale Nederlanden in het verleden de schadeuitkering(en) inclusief kosten heeft teruggevorderd.[…]”
4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
€ 29.250,- vermeerderd met rente en kosten. [appellant] heeft gesteld dat hij een verzekeringsovereenkomst inzake een Mercedes 350 SL met [geïntimeerde] heeft gesloten die daarbij op eigen naam en voor eigen rekening handelde, zodat [geïntimeerde] hem de schade die is ontstaan door de diefstal van de auto dient te vergoeden.
[appellant] heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan de op grond van de wet
(art. 7:928 BW) op de verzekeraar rustende verplichting om in niet voor misverstand vatbare termen te informeren naar het strafrechtelijke verleden van [appellant].
heeft voorts gesteld dat [geïntimeerde] als assurantietussenpersoon niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht die van haar mocht worden verwacht waardoor de verzekering die was geaccepteerd nadien is beëindigd, waardoor [appellant] schade heeft geleden.
Dienaangaande heeft de rechtbank, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 22 november 1996 ECLI:NL:HR:1996:ZC2205, overwogen dat de rechtbank er van uit gaat dat [appellant] alleen aan [geïntimeerde] heeft doorgegeven dat hij betrokken is geweest bij, maar niet veroordeeld is voor geweldsdelicten en dat [geïntimeerde] deze informatie heeft doorgegeven aan de verzekeraar en geen reden had om te denken dat deze informatie onjuist of onvolledig was.
5.Bespreking van de grieven
grief 1aan de orde gestelde, vraag.
De
grieven 2 en 3houden in dat de rechtbank ten onrechte het bepaalde in de leden
5 en 6 van artikel 7:928 BW niet in haar overwegingen heeft betrokken.
De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Een assurantietussenpersoon dient bij de uitoefening van zijn beroep tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht en deze zorg brengt mee dat hij aan de verzekeraar voldoende inlichtingen verschaft om deze ervan te weerhouden een beroep op verzwijging te doen. Indien de tussenpersoon niet over voldoende gegevens beschikt of niet ervan mag uitgaan dat de gegevens waarover hij beschikt nog volledig en juist zijn, dient hij daarnaar bij zijn cliënt te informeren; daarbij dient de assurantietussenpersoon ermee rekening te houden dat zijn cliënt niet spontaan zal overgaan tot vermelding van gegevens omtrent zijn strafrechtelijk verleden.(HR 22 november 1996 ECLI:NL:HR:1996:ZC2205,
HR 11 december 1998 ECLI:NL:HR:1998:ZC2805 en HR 10 januari 2003 ECLI:NL:HR:2003:AF0122).
heeft dat gemotiveerd betwist. Onder verwijzing naar een telefoonnotitie en een schriftelijke verklaring van haar medewerker [X] heeft zij uiteengezet dat [appellant] [X] uit eigen beweging heeft medegedeeld dat hij in het verleden problemen met een verzekering had gehad als gevolg van het feit dat informatie over zijn strafrechtelijk verleden niet goed op het aanvraagformulier terecht was gekomen en dat de verzekering om die reden was opgezegd. [appellant] gaf daarbij aan dat het erom ging dat hij als portier in aanraking was gekomen met justitie in verband met vechtpartijen, maar dat hij nimmer was veroordeeld.
[X] heeft deze informatie voorgelegd aan de gevolmachtigde van de verzekeraar, die daarin geen beletsel zag voor acceptatie.
[geïntimeerde] heeft voorts uiteengezet dat [X], nadat hij het door [appellant] ondertekende aanvraagformulier had ontvangen waarop het onderdeel waarin gevraagd werd naar het strafrechtelijke verleden van [appellant] niet bleek te zijn ingevuld, telefonisch contact met [appellant] heeft opgenomen om naar de reden daarvan te informeren. [appellant] verwees toen naar de informatie die hij [X] eerder had verstrekt. Dat was voor [X] reden om op het formulier voor de VW Transporter te vermelden
'is bekend'. Voor het aanvraagformulier voor de verzekering van de Mercedes is van dezelfde gegevens gebruik gemaakt.
23 oktober 2003 is veroordeeld voor schuldheling. Het moet er daarom voor gehouden worden dat [geïntimeerde] niet meer wist van het strafrechtelijke verleden van [appellant] dan dat hij betrokken was geweest bij, maar niet veroordeeld voor vechtpartijen. Vast staat dat [geïntimeerde] deze informatie aan de gevolmachtigde van de verzekeraar heeft doorgegeven en dat dit geen beletsel vormde voor het in dekking nemen van de Mercedes.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
Het hof acht van belang dat [appellant] in dit geval uit eigen beweging met de informatie over zijn strafrechtelijke verleden kwam juist omdat hij, zoals hij aangaf, wilde voorkomen dat hem nogmaals een verzekering zou worden opgezegd wegens het verstrekken van onvoldoende gegevens. Daaruit blijkt genoegzaam dat hij zich bewust was van het belang van het verstrekken van juiste en volledige informatie. [X] mocht er naar het oordeel van het hof in de gegeven omstandigheden dan ook op vertrouwen dat [appellant] hem volledig informeerde. Dat geldt temeer nu uit de verklaring van [X] - die op dat punt niet, althans niet gemotiveerd is weersproken door [appellant] - blijkt dat [X] na ontvangst van het door [appellant] ondertekend aanvraagformulier contact met [appellant] heeft gezocht en hem heeft gevraagd waarom [appellant] de vraag naar zijn strafrechtelijk verleden op het aanvraagformulier niet had ingevuld. Die vraag luidde als volgt:
“Bent u of een andere belanghebbende bij deze verzekering, in de laatst acht jaar, als verdachte of ter uitvoering van een opgelegde (straf)maatregel, in aanraking geweest met politie of justitie in verband met:
Toen [X] [appellant] benaderde vanwege het feit dat [appellant] deze vraag op het formulier onbeantwoord had gelaten, heeft [appellant] desondanks geantwoord dat hij [X] al over zijn strafrechtelijke verleden had geïnformeerd, waarbij hij heeft verwezen naar de informatie die hij in hun eerdere gesprek had verstrekt.
Onder die omstandigheden valt zonder nadere toelichting zijdens [appellant], welke ontbreekt, niet in te zien waarom [X] aan de door [appellant] gegeven informatie had moeten twijfelen en had moeten doorvragen dan wel nadere inlichtingen had moeten inwinnen.
betoogt in de toelichting op grief 2 nog dat [X] hem niet heeft gevraagd naar de data waarop hij met justitie in aanraking was geweest. Dat doet aan het voorgaande niet af omdat de feiten die [appellant] aan [X] had gemeld – betrokkenheid als portier bij vechtpartijen, zonder ter zake veroordeeld te zijn – voor de verzekeraar geen beletsel vormden voor het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. In het licht van die omstandigheid waren de data waarop die betrokkenheid zich had voorgedaan niet relevant.
“Indien de verzekering is gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst, kan deze zich er niet op beroepen dat vragen niet zijn beantwoord, of feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, en evenmin dat een in algemene termen vervatte vraag onvolledig is beantwoord, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.”Dat beroep faalt. Daargelaten dat de verzekeraar geen partij is in deze procedure, doet een situatie als bedoeld in genoemd artikellid zich hier niet voor. [X] heeft [appellant] naar aanleiding van het onvolledige ingevulde aanvraagformulier immers benaderd en heeft hem gevraagd waarom hij de vraag naar het strafrechtelijke verleden niet had ingevuld. [appellant] heeft [X] toen gezegd dat hij de relevante informatie reeds had verschaft, reden waarom [X] vervolgens ‘is bekend’ heeft ingevuld bij de betreffende vraag. Daarmee heeft [X] aan zijn zorgplicht als assurantietussenpersoon voldaan.
4 september 2013;