Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
4 februari 2014
[Z](hierna: belanghebbende),
1.Ontstaan en loop van het geding
’s-Hertogenbosch.
[.].
20 juni 2013 is doorgezonden aan de Inspecteur, die daarop bij stuk van 3 september 2013 heeft gereageerd. Het stuk van de Inspecteur is op 10 september 2013 doorgezonden aan belanghebbende.
[.] en [K].
2.Feiten
25 november 2009. Heden zullen wij bezwaar maken tegen deze aanslag. In die brief wordt melding gemaakt van een uitspraak op bezwaar van 3 november 2009. Ik heb die uitspraak nimmer ontvangen en gisteren was de accountant van de heer[X] bij hem op bezoek en deze kent de schriftuur van 3 november ook niet. Mag ik u verzoeken mij een kopie te doen toekomen. Kunt u mij bevestigen of dit stuk aangetekend is verstuurd?
21 september 2007 bij de Belastingdienst [.] geregistreerd. Bij notariële akte van 26 maart 2008 is [H] BV opgericht en is de onderneming ingebracht.
11 augustus 2004, nr. CPP2004/664M, BNB 2005/70, onderdeel 12.1.2, inhoudende dat een omzetting niet met (fiscaal) terugwerkende kracht wordt verleend indien dat tot gevolg zou hebben dat een incidenteel fiscaal voordeel wordt behaald.
3.Geschil, standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
HR 14 september 2012, nr. 11/04268, ECLI:NL:HR:2012:BX7189, BNB 2012/277).
- Ik weet ongeveer wat een geruisloze inbreng in een BV inhoudt maar ik ken de voorwaarden niet. (…)
- Ik kende belanghebbende niet voordat ik hem destijds in een gesprek ontmoette. Het gesprek heeft eind mei in [Y] plaatsgevonden. Ik weet niet op wiens verzoek het gesprek heeft plaatsgevonden. Ik denk op het verzoek van belanghebbende.
- Een collega heeft mij verteld dat belanghebbende [een grote som geld] heeft ontvangen in verband met de [W-zaak]. Ik herinner me dat belanghebbende geen geld meer kon opnemen. Het dossier van belanghebbende viel onder een collega van het invorderingsteam.
- Ik kan me niet meer herinneren wat er exact is besproken tijdens dat gesprek. Ik ben zijdelings bij de behandeling van het dossier van belanghebbende betrokken geweest. (…) Belanghebbende herinner ik me niet. Alleen [.] de [W-zaak].
- Ik heb van dit gesprek geen aantekening gemaakt. (…) Nu vraagt u mij bijna 4 jaar later wat er in dat gesprek is gezegd. Ik weet dat niet meer.
- Ik heb de ambtsedige verklaring opgemaakt na telefonisch contact met de heer [K]. Die vroeg of ik een serieus advies gegeven had. Mijn eerste reactie op de vraag van de heer [K] was: “dat is mijn dossier niet. Ik weet niet over wie het gaat”. Na een toelichting van de heer [K] bleek dat het om [W] ging. Ik weet inhoudelijk niet meer wat ik gezegd heb. Het spijt me. De eerste letterlijke vraag van de heer [K] was of ik serieus advies gegeven heb. Ik heb geen serieus advies gegeven. Als ik over advies geven praat, dan is het enige advies dat ik gegeven kan hebben, dat ze het moeten voorleggen aan een adviseur.
- Ik heb op 4 mei 2010 de ambtsedige verklaring afgelegd naar aanleiding van de vraagstelling van de heer [K].”
IB-onderneming geruisloos om te zetten in een BV, dan kan belanghebbende daaruit redelijkerwijs niet afleiden dat de Inspecteur jegens hem het weloverwogen standpunt heeft ingenomen dat een geruisloze omzetting met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. De uitlating van[M] strekt niet verder dan een vrijblijvend advies om het een en ander verder te onderzoeken. Ook in dat geval kan het beroep op het vertrouwensbeginsel dus niet slagen. Anders dan belanghebbende ter zitting heeft betoogd, vloeit uit deze uitlating – veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat deze uitlating zou zijn gedaan – evenmin voort dat de Inspecteur zich niet op het standpunt mag stellen dat sprake is van een incidenteel fiscaal voordeel.
5.Proceskosten
6.Beslissing
€ 1.704,50, en
mr. J.B.H. Röben, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 februari 2014.
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij