ECLI:NL:GHARL:2014:8043

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
21 oktober 2014
Zaaknummer
200.063.372
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest over het rooien van appelbomen zonder toestemming van de pachter

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen een pachter en een verpachter over het rooien van appelbomen. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Nijman, had zonder toestemming van de geïntimeerde, de verpachter, appelbomen gerooid. De zaak was een vervolg op eerdere uitspraken van het hof, waaronder ECLI:NL:GHARL:2014:4242 en ECLI:NL:GHARL:2013:CA2261. Het hof had in een tussenarrest geoordeeld dat de appellant niet had aangetoond dat de geïntimeerde toestemming had gegeven voor het rooien van de bomen. De appellant besloot om, om proceseconomische redenen, af te zien van een deskundigenonderzoek naar de schade die de geïntimeerde zou hebben geleden door het rooien van de bomen. In plaats daarvan berustte hij in de door de geïntimeerde gestelde schade van € 5.661,25.

In het eindarrest van 21 oktober 2014 bevestigde het hof de eerdere oordelen en legde het de pachtovereenkomst vast. Het hof oordeelde dat de appellant in het ongelijk was gesteld en dat de geïntimeerde recht had op schadevergoeding. De kosten van het hoger beroep werden aan de appellant opgelegd, die als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De proceskosten aan de zijde van de geïntimeerde werden vastgesteld op € 263 voor griffierecht en € 2.682 voor salaris advocaat. Het hof bekrachtigde het vonnis van de pachtkamer te Venlo van 24 februari 2010, verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad en wees de schadevordering van de geïntimeerde voor het overige af. Dit arrest werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.063.372
(zaaknummer rechtbank Roermond, locatie Venlo, 248155)
arrest van de pachtkamer van 21 oktober 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellant,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. B. Nijman,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 27 mei 2014 hier over.
1.1
Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte houdende uitlating van [appellant].
1.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof wederom arrest bepaald.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
In voormeld tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat [appellant] niet is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat [geïntimeerde] toestemming heeft gegeven voor het rooien van de appelbomen. Omdat geoordeeld moest worden of [geïntimeerde] schade heeft geleden, heeft het hof [appellant] in de gelegenheid gesteld zich alsnog uit te laten over de te benoemen deskundige.
2.2
In zijn akte heeft [appellant] aangevoerd dat hij om proceseconomische redenen ervan afziet de door [geïntimeerde] geleden schade door een deskundige te laten begroten en te berusten in de stelling van [geïntimeerde] dat deze € 5.661,25 bedraagt.
2.3
Bij deze stand van zaken kan thans eindarrest gewezen worden.
Slotsom
2.4
In het tussenarrest van 28 mei 2013 heeft het hof onder 4.5 geoordeeld dat de tweede grief faalt. In rov. 4.7 heeft het hof de derde grief verworpen. Het onder 4.8 aangekondigde voornemen het dictum ten aanzien van de vastgelegde pachtovereenkomst in zoverre te wijzigen dat daarin tot uitdrukking komt dat de percelen inclusief opstanden aan [geïntimeerde] in gebruik zijn gegeven, zal het hof als na te melden uitvoeren. Onder 4.13 heeft het hof vervolgens de kosten voor een nieuwe aanplant niet als schade van [geïntimeerde] aangemerkt, zodat de post van € 3.549 alsnog diende te worden afgewezen. Op dat onderdeel slaagde de eerste grief. Uit hetgeen is overwogen in het tussenarrest van 27 mei 2014 en de berusting van [appellant] vloeit voort dat de eerste grief voor het overige faalt.
2.5
Het hof zal het bestreden vonnis in conventie en in reconventie bekrachtigen, in reconventie met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. De proceskostenveroordelingen zal het hof in stand laten. [appellant] zal in het hoger beroep als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij in de kosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 263 aan griffierecht en op € 2.682 salaris advocaat (het maximum van 3 punten x tarief II).

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis in conventie van de pachtkamer te Venlo van 24 februari 2010;
bekrachtigt dat vonnis in reconventie,
met dien verstande dat de vastgelegde pachtovereenkomst ziet op het perceel cultuurgrond
inclusief opstanden, plaatselijk bekend gemeente [gemeente], sectie L, nummers 215 (gedeeltelijk), groot 1.20.00 ha, 216, groot 1.12.00 ha en 219, groot 0.68.00 ha, totaal groot circa 3 hectare en
behoudens de veroordeling tot schadevergoeding tot een bedrag van € 9.210,25, vernietigt het vonnis in zoverre en doet opnieuw recht:
veroordeelt [appellant] aan [geïntimeerde] te betalen € 5.661,25 met de wettelijke rente daarover vanaf het moment dat de appelbomen zijn gerooid tot aan de dag der algehele voldoening,
wijst de schadevordering voor het overige af;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 263 voor griffierecht en op € 2.682 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, Th.C.M. Willemse en F.J.P. Lock en de deskundige leden mr.ing. H.J. Vinke en ir. H.B.M. Duenk en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2014.