In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen een pachter en een verpachter over het rooien van appelbomen. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Nijman, had zonder toestemming van de geïntimeerde, de verpachter, appelbomen gerooid. De zaak was een vervolg op eerdere uitspraken van het hof, waaronder ECLI:NL:GHARL:2014:4242 en ECLI:NL:GHARL:2013:CA2261. Het hof had in een tussenarrest geoordeeld dat de appellant niet had aangetoond dat de geïntimeerde toestemming had gegeven voor het rooien van de bomen. De appellant besloot om, om proceseconomische redenen, af te zien van een deskundigenonderzoek naar de schade die de geïntimeerde zou hebben geleden door het rooien van de bomen. In plaats daarvan berustte hij in de door de geïntimeerde gestelde schade van € 5.661,25.
In het eindarrest van 21 oktober 2014 bevestigde het hof de eerdere oordelen en legde het de pachtovereenkomst vast. Het hof oordeelde dat de appellant in het ongelijk was gesteld en dat de geïntimeerde recht had op schadevergoeding. De kosten van het hoger beroep werden aan de appellant opgelegd, die als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De proceskosten aan de zijde van de geïntimeerde werden vastgesteld op € 263 voor griffierecht en € 2.682 voor salaris advocaat. Het hof bekrachtigde het vonnis van de pachtkamer te Venlo van 24 februari 2010, verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad en wees de schadevordering van de geïntimeerde voor het overige af. Dit arrest werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.