Uitspraak
1.[appellante 1],
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
4. [appellante 4],
[appellante 4],
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
om:
het vonnis in verzet d.d. 10 april 2013 juni gewezen door de rechtbank Noord-Nederland onder nummer C/18/134642/HA ZA 12-232, waarvan beroep, te vernietigen en opnieuw rechtdoende;
alsnog alle vorderingen van eiseres in eerste aanleg, gedaagde in verzet in eerste aanleg, waaronder de vordering tot betaling van de beslagkosten, in het geheel, althans zo veel mogelijk af te wijzen;
met veroordeling van geïntimeerde om al hetgeen appellanten ter uitvoering van de bestreden vonnissen aan geïntimeerde hebben voldaan aan hen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten ten belope van een bedrag van € 131,-- zonder betekening conventie of reconventie, € 205,-- zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, en verhoogd met € 68 in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
het vonnis van de rechtbank te Noord-Nederland van 10 april 2013, gewezen tussen partijen onder rolnummer c/18/136201/ HA ZA 12.307 (zo nodig met verbetering en/of aanvulling van gronden) te bekrachtigen, doch met verbetering van rechtsoverweging 4.10, zulks met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de beide instanties."
3.De inhoud van de procesdossiers
4.De feiten
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
6.De beoordeling van de grieven
principale grieven I, II, III, IV en IXkomen op tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellanten] heeft nagelaten in afdoende mate haar verweer te onderbouwen dat de koopovereenkomst aan haar zijde is aangegaan onder invloed van bedrog, misbruik van omstandigheden of een geestelijke stoornis van [appellante 4] en dat de rechtbank haar ondanks het uitdrukkelijk aangeboden bewijs niet tot bewijslevering van dit verweer heeft toegelaten.
principale grieven V, VI, VII, VIII, X, en XIrichten zich tegen rechtsoverwegingen 4.6, 4.7, eerste deel en 4.8 tweede deel. Hetgeen de rechtbank aldaar heeft overwogen is evenwel voor het hof niet dragend voor de beslissing en deels oncontroleerbaar (doordat [appellanten] heeft verzuimd de aangifte en de gegevens van het UMCG over te leggen). [appellanten] mist belang bij bespreking van deze grieven, nu zij niet tot een andere uitkomst kunnen leiden.
principale grieven XII, XIII, XIV en XVen de
incidentele grief 1hebben betrekking op de beslissing van de rechtbank tot matiging van de gevorderde boete. Het hof zal deze grieven zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken. Alvorens daartoe over te gaan, overweegt het hof dat in het petitum van de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel weliswaar wordt geconcludeerd tot bekrachtiging "met verbetering van rechtsoverweging 4.10", doch dat klaarblijkelijk bedoeld is gedeeltelijke vernietiging te vorderen, voor zover de rechtbank op grond van wat in r.o. 4.10 is overwogen tot matiging is overgegaan. Dat [appellanten] dit blijkbaar ook zo heeft begrepen, valt af te leiden uit het gestelde in de "Memorie van antwoord in het incident" onder 2: "
in het incidenteel appel heeft [geïntimeerde] één grief opgeworpen.Deze grief behelst de gedeeltelijke afwijzing van de geldboeteveroordeling door de Rechtbank" (onderstreping hof).