Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
30 september 2014
1.Ontstaan en loop van het geding
[a-straat] 6 te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2012, naar waardepeildatum 1 januari 2011, vastgesteld op € 682.000.
6 maart 2014, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.Overwegingen
28 oktober 2013 als volgt daarop gereageerd:
.Belanghebbende heeft daarin het volgende geschreven:
8 november 2013 zich ook richtte tegen de WOZ-beschikking van 30 september 2013. Uit het bezwaarschrift blijkt immers niet uitdrukkelijk dat het bezwaar daartegen niet is gericht.
,kan in de onderhavige hogerberoepsprocedure de voor 2013 vastgestelde waarde, welke bij uitspraak op bezwaar van 19 februari 2014 is gehandhaafd, niet aan de orde komen. De Rechtbank heeft zich immers nog niet in een uitspraak uitgelaten over het tussen partijen bestaande geschil over deze waarde (artikel 8:104 Awb).
19 februari 2014 waarbij de voor 2013 vastgestelde waarde is gehandhaafd. Het Hof ziet daarin aanleiding het hogerberoepschrift op grond van artikel 6:15 Awb door te zenden aan de Rechtbank ter behandeling van belanghebbendes beroep inzake de alsnog genomen WOZ-beschikking 2013.
,kan een belang niet zijn gelegen in een vergoeding van de proceskosten, omdat ook bij een niet-ontvankelijkverklaring een vergoeding van de proceskosten mogelijk is.
HR 30 november 2012, nr. 12/01076, ECLI:NL:HR:2012:BY4638).
3.Kosten
4.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank in zoverre deze betrekking heeft op de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beschikking tot ambtshalve vermindering van de WOZ-waarde over het kalenderjaar 2012;
- verklaart de belastingrechter onbevoegd kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van voornoemde beschikking tot ambtshalve vermindering;
- verstaat dat dienaangaande een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank in zoverre deze betrekking heeft op de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep inzake de alsnog genomen WOZ-beschikking 2013;
- verstaat dat de Rechtbank de beslissing op het beroep inzake de alsnog genomen WOZ-beschikking 2013 terecht naar de heffingsambtenaar heeft verwezen om het te doen behandelen als bezwaar;
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank wat betreft de beslissing inzake het beroep tegen het niet tijdig nemen van een WOZ-beschikking 2013;
- gelast doorzending aan de Rechtbank van belanghebbendes geschrift van
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 974;
- gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende de in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van respectievelijk € 44 en € 122 vergoedt.
mr. J.P.M. Kooijmans en mr. R.F.C. Spek, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2014.