ECLI:NL:HR:2004:AR3504
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 12 juli 2002, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 61.772, gevolgd door een navorderingsaanslag van ƒ 74.272, met een verhoging van 100 procent, waarvan de Inspecteur 50 procent heeft kwijtgescholden. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de verhoging, maar het Hof verklaarde het beroep ongegrond. Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat het middel dat zich richt tegen de proceskostenvergoeding slaagt. Het Hof had vastgesteld dat de Inspecteur niet tijdig uitspraak had gedaan op het bezwaarschrift, en dat belanghebbende beroep had ingesteld. De Hoge Raad stelt dat in dergelijke gevallen de rechter in de regel gebruik maakt van zijn bevoegdheid om het bestuursorgaan te veroordelen in de kosten die redelijkerwijs moesten worden gemaakt voor het beroep tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar. Het Hof heeft dit nagelaten zonder nadere motivering, waardoor zijn uitspraak niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof voor zover deze geen vergoeding van proceskosten toekent en gelast dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht vergoedt. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof. Dit arrest is gewezen door de raadsheren in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier en openbaar uitgesproken op 8 oktober 2004.