ECLI:NL:GHARL:2014:7364

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
13/00714
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht in belastingzaken en verzoek om uitstel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schending van de hoorplicht in een belastingkwestie. De belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2012, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Zeewolde. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 345.000, en de belanghebbende had verzocht om gehoord te worden in het bezwaar. De heffingsambtenaar nodigde de gemachtigde uit voor een hoorzitting, maar deze was verhinderd vanwege een geboekte vakantie en vroeg om uitstel. De heffingsambtenaar weigerde dit verzoek, wat leidde tot een geschil over de hoorplicht.

De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar de belanghebbende ging in hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de hoorplicht had geschonden door het verzoek om uitstel niet te honoreren. Het Hof benadrukte dat het horen van de belanghebbende essentieel is voor een zorgvuldige heroverweging van het besluit. De heffingsambtenaar had niet voldoende gemotiveerd waarom het verzoek om uitstel werd afgewezen, vooral gezien het feit dat het een eerste verzoek betrof en dat de gemachtigde tijdig had gereageerd.

Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar, en wees de zaak terug naar de heffingsambtenaar met de opdracht om de belanghebbende alsnog te horen. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 365,17. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in belastingzaken en de noodzaak voor bestuursorganen om verzoeken om uitstel serieus te overwegen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00714
uitspraakdatum:
23 september 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 mei 2013, nummer UTR 12/4551, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Zeewolde(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 74 te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2012 – naar de waardepeildatum 1 januari 2011 – vastgesteld op € 345.000. In het desbetreffende geschrift is tevens de aanslag onroerende-zaakbelasting (hierna: de aanslag) aan belanghebbende bekend gemaakt.
1.2
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 15 mei 2013 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft bij brief van 26 juni 2013, ingekomen bij het Hof op dezelfde datum, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.7
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2014 te Arnhem. Namens belanghebbende is daar verschenen mr. [A] en namens de heffingsambtenaar [B]. Gelijktijdig zijn, met instemming van partijen, ter zitting behandeld de zaken met de nummers 13/00714 tot en met 13/00722.
1.8
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

2.1
De gemachtigde van belanghebbende heeft in het bezwaarschrift verzocht om, in het geval niet of slechts gedeeltelijk aan het bezwaar wordt tegemoetgekomen, te worden gehoord.
2.2
De heffingsambtenaar heeft op 11 juli 2012 per e-mail de gemachtigde van belanghebbende laten weten dat de hoorzittingen altijd in de avonduren worden gepland, omdat er dan een bedrijfsjurist als voorzitter kan optreden en een notulist van een extern bureau wordt ingehuurd. In dat e-mailbericht heeft de heffingsambtenaar, nu hem uit de voorgaande jaren bekend was dat de gemachtigde alleen telefonisch gehoord wenst te worden, de gemachtigde voorts gevraagd zich daarover uit te laten.
2.3
De gemachtigde van belanghebbende heeft op 11 juli 2012 per e-mail geantwoord dat het voor dit jaar verstandig is om aan de hoorzittingen deel te nemen om eventuele beroepsprocedures te voorkomen. Daarbij heeft de gemachtigde de heffingsambtenaar verzocht om de zaken zoveel mogelijk op één avond in te plannen. Tevens heeft de gemachtigde verzocht de conceptuitspraak op bezwaar van tevoren toe te sturen, zodat door haar kan worden beslist of er inderdaad een hoorzitting dient plaats te vinden.
2.4
Bij brief van 17 augustus 2012 heeft de heffingsambtenaar de gemachtigde van belanghebbende uitgenodigd voor een hoorzitting op 13 september 2012 om 19.20 uur op het gemeentehuis. Daarbij is de conceptuitspraak op bezwaar meegestuurd. Deze brief is naar een onjuist adres gestuurd. De ontvanger van de brief heeft deze evenwel doorgezonden naar de gemachtigde van belanghebbende.
2.5
Bij brief van 28 augustus 2012 heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven wegens een geboekte vakantie verhinderd te zijn om op de op 13 september 2012 geplande hoorzitting te verschijnen en heeft daarbij verzocht om een nieuwe datum voor een hoorzitting na 24 september 2012.
2.6
Bij brief van 3 september 2012 heeft de heffingsambtenaar aan de gemachtigde van belanghebbende geschreven:
“In uw brieven van 28 augustus j.l. geeft u aan verhinderd te zijn voor de hoorzitting van 13 september.
De hoorzittingen worden, mede, op uw verzoek gehouden en daarvoor worden onzerzijds forse inspanningen en kosten gemaakt.
Juist om een ieder in de gelegenheid te stellen te verschijnen worden de hoorzittingen in de avonduren gehouden. Bij de belanghebbende die zelf een bezwaarschrift heeft ingediend wordt uiteraard rekening gehouden met hun agenda.
Dat geldt echter niet voor bedrijven die als professie het indienen van bezwaarschriften hebben. In dergelijke gevallen mag ervan worden uitgegaan dat een afgevaardigde tijdens de hoorzitting zal verschijnen. Dat klemt des te meer daar uw bedrijf wordt bemenst door meerdere juristen. Hetgeen blijkt uit uw advertentie … en het gegeven dat de bezwaarschriften door meerdere personen … zijn ingediend.
Ik verwacht daarom dat u, of één van uw medewerkers, aanwezig zal zijn op de hoorzittingen.”
2.7
Op de op 13 september 2012 gehouden hoorzitting is namens belanghebbende niemand verschenen.
2.8
Bij brief van 17 september 2012 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan de heffingsambtenaar geschreven:
“Naar aanleiding van uw brief met dagtekening 3 september 2012, kunnen wij als volgt reageren. Zoals reeds eerder aangegeven, waren wij op 13 september jl. helaas verhinderd. Wij hebben – bij het invullen van de hoorformulieren – aangegeven dat wij graag na … 24 september 2012 … gehoord wensten te worden. Wij hopen dat u voor de dossiers, waarvan op 13 september jl. de hoorzittingen hebben plaatsgevonden, nog een nieuwe datum kunt inplannen.”
2.9
In de uitspraken op bezwaar is het bezwaar – zonder een nieuwe hoorzitting – afgewezen.
2.1
De Rechtbank heeft geoordeeld dat, nu op de brief van 3 september 2012 niet door of namens de gemachtigde van belanghebbende is gereageerd, niet kan worden gesteld dat de hoorplicht is geschonden; de gemachtigde is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, van welke gelegenheid geen gebruik is gemaakt. Dat niet tijdig is gereageerd, komt voor rekening en risico van belanghebbende, aldus de Rechtbank.

3.Geschil

3.1
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de hoorplicht is geschonden. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de heffingsambtenaar ontkennend.
3.2
Belanghebbende betoogt dat wegens een reeds geboekte vakantie van de gemachtigde, direct na ontvangst van de brief van 17 augustus 2012, is verzocht om uitstel van de hoorzitting en wel tot een datum gelegen na 24 september 2012. Hierbij wordt aangevoerd dat de gemachtigde persoonlijk reeds jaren de belangen van belanghebbende behartigt en dat het niet mogelijk was om een collega-jurist naar een hoorzitting in de avond te sturen. Met betrekking tot het aantal binnen de organisatie van de gemachtigde werkzame juristen stelt de gemachtigde dat niet iedere jurist kan worden ingezet voor het bijwonen van een hoorzitting en dat het bijwonen van hoorzittingen niet tot de taken van iedere jurist hoort.
3.3
De heffingsambtenaar betoogt dat het voor rekening en risico van belanghebbende dient te komen dat niet is gereageerd op de brief van 3 september 2012 en dat één van de juristen wel had kunnen komen voor het bijwonen van een relatief simpele en laagdrempelige hoorzitting.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot terugwijzing van de zaak naar de heffingsambtenaar.
3.5
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Bij de beoordeling van het geschil dient te worden vooropgesteld dat het horen van een belanghebbende in bezwaar ertoe kan bijdragen dat het bestuursorgaan op zorgvuldige wijze een heroverweging kan maken met betrekking tot het bestreden besluit. Wanneer een belanghebbende daarom verzoekt, dient het bestuursorgaan die belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met de artikelen 231, lid 1, van de Gemeentewet en 25, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
4.2
Belanghebbende heeft te kennen gegeven door de heffingsambtenaar te willen worden gehoord. De heffingsambtenaar is dan gehouden belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, hetgeen kan gebeuren door belanghebbende daartoe uit te nodigen op een door de heffingsambtenaar vastgesteld tijdstip en plaats (vgl. HR 15 mei 2009, nr. 08/00437, ECLI:NL:HR:2009:BI3751, BNB 2009/169).
4.3
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende uitgenodigd voor een hoorzitting op een door hem vastgesteld tijdstip en plaats (zie 2.4).
4.4
Een tijdig en onder aanvoering van gewichtige redenen gedaan verzoek om uitstel van de hoorzitting zal in beginsel moeten worden gehonoreerd door de heffingsambtenaar (vgl. CRvB 26 april 2005, nrs. 03/426 NABW en 03/428 NABW, ECLI:NL:CRVB:2005:AT5408 en voor de beroepsfase HR 28 januari 2011, nr. 09/04360, ECLI:NL:HR:2011:BN3529). In aanmerking genomen dat de onjuist geadresseerde brief van de heffingsambtenaar van 17 augustus 2012 waarin de uitnodiging voor de hoorzitting is vervat, belanghebbendes gemachtigde met vertraging heeft bereikt (zie 2.4) en zij zeer spoedig na ontvangst ervan onder aanvoering van gewichtige redenen – namelijk een reeds geboekte vakantie – een verzoek om uitstel van de hoorzitting heeft gedaan, had de heffingsambtenaar dit verzoek naar het oordeel van het Hof in beginsel moeten honoreren, althans niet mogen afwijzen op de gronden als door hem vermeld. Het verzoek was immers tijdig en onder aanvoering van gewichtige redenen gedaan. Daar komt nog bij dat het een eerste verzoek om uitstel betrof voor verschillende (negen) zaken. Bij de motivering van de afwijzing van het verzoek door de heffingsambtenaar kon door hem niet worden volstaan met de enkele stelling dat er meer juristen in dienst zijn bij de organisatie van de gemachtigde van belanghebbende. Gelet hierop, moet naar het oordeel van het Hof worden geconcludeerd dat de wettelijke hoorplicht door de heffingsambtenaar is geschonden. In aanmerking genomen dat belanghebbende en de heffingsambtenaar nog steeds van mening verschillen over de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2011 en belanghebbende het Hof nadrukkelijk heeft verzocht niet zelf in de zaak te voorzien maar terug te wijzen naar de heffingsambtenaar, zal het Hof de zaak terugwijzen naar de heffingsambtenaar met de opdracht belanghebbende alsnog te horen.
SlotsomGelet op het vorenstaande dient het hoger beroep van belanghebbende gegrond te worden verklaard.

5.Kosten

Het Hof is van oordeel dat de zaken met de nummers 13/00714 tot en met 13/00722 samenhangen in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit vast op 1/9 van € 3.286,50 (1 punt voor het bezwaarschrift à € 243; 4 punten voor het beroepschrift, het hoger beroepschrift en het bijwonen van de zittingen bij de Rechtbank en het Hof à € 487, met wegingsfactor 1 en maal 1,5 wegens 4 of meer samenhangende zaken), derhalve op € 365,17.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
– verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;
– vernietigt de uitspraken op bezwaar;
– wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar teneinde belanghebbende te horen;
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 365,17 en
– gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende te vergoeden het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118 en het voor het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 42, derhalve in totaal € 160.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op
23 september 2014in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (B.F.A. van Huijgevoort)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 25 september 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.