In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 november 2013. De zaak betreft de waardevaststelling van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 10 te [Z] voor het belastingjaar 2013, waarbij de heffingsambtenaar de waarde op € 217.000 heeft vastgesteld. Belanghebbende heeft tegen deze waardebepaling bezwaar gemaakt en is in beroep gegaan bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 16 juli 2014 heeft het Hof de standpunten van beide partijen gehoord. Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat de waarde van de woning op € 150.000 moet worden vastgesteld. De heffingsambtenaar handhaaft de oorspronkelijke waarde. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem vastgestelde waarde, terwijl belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd om zijn bepleite waarde aannemelijk te maken.
Het Hof heeft uiteindelijk de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 215.000, waarbij het Hof heeft geoordeeld dat de koopsom van de woning, die kort voor de waardepeildatum is betaald, de waarde in het economische verkeer weergeeft. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de heffingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze beslissing.