In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de naamskeuze van een kind na de erkenning door de vader, nadat de moeder was overleden. De grootmoeder van het kind, verzoekster in hoger beroep, had het hof verzocht om de geslachtsnaam van het kind te wijzigen in die van de moeder, omdat de vader bij de erkenning geen naamskeuze had kunnen maken. De vader had het kind erkend na het verkrijgen van vervangende toestemming van de rechtbank, maar de grootmoeder stelde dat de naamskeuze al bij de geboorte door de moeder was gedaan, en dat de vader na het overlijden van de moeder geen recht had om een andere naam te kiezen.
Het hof heeft de feiten en de juridische context van de zaak zorgvuldig overwogen. Het hof oordeelde dat het kind bij de geboorte van rechtswege de geslachtsnaam van de moeder had gekregen, omdat de vader op dat moment geen juridische ouder was. De wet staat geen naamskeuze toe na het overlijden van de moeder, en de vader kon geen naamskeuze maken bij de erkenning, omdat de moeder niet meer leefde. Het hof heeft geconcludeerd dat de grootmoeder gelijk had in haar stelling dat de naamskeuze niet meer mogelijk was en heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd.
De beslissing van het hof houdt in dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Utrecht wordt gelast om de geslachtsnaam van het kind in de geboorteakte te wijzigen in die van de moeder. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.