In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 een beschikking gegeven inzake het verzoek van een man om vervangende toestemming te verkrijgen voor de erkenning van zijn minderjarige kind, geboren op 2019. De moeder van het kind is overleden in 2021. De man, die de Tanzaniaanse nationaliteit bezit, heeft verzocht om erkenning van het kind, dat feitelijk bij pleegouders verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van het kind op basis van DNA-onderzoek. De rechtbank heeft de rechtsmacht vastgesteld op basis van het feit dat zowel de man als het kind in Nederland wonen. De rechtbank heeft ook het toepasselijke recht beoordeeld, waarbij het Tanzaniaanse recht van toepassing is op de erkenning en het Nederlandse recht op de toestemming van de moeder. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man, als verwekker van het kind, bevoegd is om het verzoek in te dienen. De bijzondere curator heeft het verzoek ondersteund, en de pleegouders hebben ook ingestemd met de erkenning. De rechtbank heeft de vervangende toestemming verleend, maar het verzoek om wijziging van de geslachtsnaam van het kind is afgewezen op basis van artikel 1:5 lid 9 BW, omdat de moeder niet meer in leven is en er geen juridische basis is voor de wijziging van de naam. De rechtbank heeft de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd en het verzoek om uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen.