In deze zaak gaat het om de waardevaststelling van een melkpoederfabriek door de heffingsambtenaar van de gemeente Berkelland, die de waarde per 1 januari 2010 vaststelde op € 18.759.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd tot € 18.608.000, maar de rechtbank Gelderland heeft de waarde verder verlaagd tot € 18.100.000. De belanghebbende, [X] B.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 27 maart 2014 in Arnhem zijn de gemachtigde van belanghebbende en de taxateur van de heffingsambtenaar gehoord. De belanghebbende betoogde dat de waarde van de onroerende zaak op basis van de huurwaardekapitalisatiemethode op € 9.900.000 zou moeten worden vastgesteld, terwijl de heffingsambtenaar de waarde op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde op € 18.267.000 stelde. Het Hof oordeelde dat de onroerende zaak niet als courante onroerende zaak kan worden beschouwd, omdat er geen markt voor melkpoederfabrieken is. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar niet voldoende rekening had gehouden met de negatieve invloed van de bodemverontreiniging op de waarde. Uiteindelijk heeft het Hof de waarde vastgesteld op € 16.500.000, en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.948.