ECLI:NL:HR:2011:BQ8092
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verificatie van vorderingen in faillissement en de rol van de curator
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door mr. Pieter Rudolf Dekker, curator in het faillissement van Exhibit Factory B.V. De zaak betreft de verificatie van vorderingen in het faillissement en de bevoegdheid van de curator en andere schuldeisers. Mr. Dekker had een vordering ingesteld tegen [betrokkene 1], de bestuurder van Exhibit Factory B.V., die aansprakelijk was gesteld voor het tekort in het faillissement. De rechtbank 's-Hertogenbosch had de vordering van Dekker toegewezen, maar de curator van [betrokkene 1] had hoger beroep ingesteld. Tijdens de verificatievergadering in het faillissement van [betrokkene 1] werd de vordering van Dekker betwist door de Beleggingsmaatschappij, wat leidde tot een verwijzing naar het hof voor de behandeling van het hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de verificatie van vorderingen die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, moet plaatsvinden volgens de regels van de Faillissementswet. Dit houdt in dat vorderingen die al in geding zijn voorgelegd aan de rechter, geschorst worden en alleen voortgezet kunnen worden indien de verificatie van de vordering wordt betwist. De Hoge Raad benadrukte dat de verificatie dient om de lijst van erkende vorderingen samen te stellen, die uiteindelijk gebruikt wordt voor de uitdelingslijst. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde dat de curator en andere schuldeisers het recht hebben om deel te nemen aan de procedure over de vordering en dat de betrokken schuldeiser moet worden toegelaten als gevoegde partij indien de vordering ter verificatievergadering is betwist.
De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van mr. Dekker, waarbij werd vastgesteld dat de klachten van het middel ongegrond waren. De beslissing van de rechter-commissaris werd niet als een beschikking in de zin van de Faillissementswet beschouwd, waardoor er geen hoger beroep openstond, maar enkel cassatieberoep. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de behandeling van vorderingen in faillissement en de rol van de curator en andere schuldeisers in dit proces.