[appellant], geboren in 1964, heeft een opleiding tot piloot afgerond en daarbij een studieschuld opgebouwd van € 110.000,- bij Rabobank met een bijbehorende kapitaalverzekering bij Levob. In 1998 is hij als piloot in loondienst getreden bij een luchtvaartmaatschappij. In 2001 heeft hij zijn studielening omgezet in een lening bij ING die een borgtocht van zijn broer verlangde van € 45.000,-. In datzelfde jaar heeft hij met zijn toenmalige partner een huis gekocht tegen een aflossingsvrije hypotheek van € 400.000,- bij Fortis op beider naam. Begin 2002 is die relatie geëindigd en is [appellant] elders gaan wonen met dubbele woonlasten als gevolg. In dat jaar werd zijn moeder ernstig ziek. [appellant] heeft een groot deel van haar verzorging op zich genomen. In 2003 is hij een rekening courant krediet van € 10.000,- aangegaan bij Rabobank. In 2004 heeft hij de hypotheek bij Fortis verhoogd naar € 570.000,- om daarvan zijn ex-partner uit te kopen en om veranderingen aan de woning te bekostigen. Hij is toen teruggekeerd in zijn woning. Begin 2005 moest hij de borgtocht van zijn broer terugbetalen. Hij heeft toen € 110.000,- geleend bij Lindorff Credit Management (van ABN Amro bank), om daarin enkele andere schulden te regulariseren. Nadat zijn moeder in augustus 2005 was overleden, is [appellant] psychisch in een neerwaartse spiraal gekomen. Begin 2007 heeft [appellant] de hypothecaire lening van Fortis overgesloten met een hypothecaire lening bij ING van € 665.000,- waarvan € 40.000,- werd gestort in een beleggingsdepot met huisfondsen van ING. In de loop van 2008 werd hij af en toe geconfronteerd met beslaglegging, kon hij de situatie geestelijk niet meer aan, opende hij de post niet meer en is hij op enig moment ongeoorloofd van zijn werk weg gebleven omdat hij doorwerken als piloot onverantwoord vond. In het voorjaar van 2009 had [appellant] inmiddels een bruto jaarloon van € 135.000,- hetgeen neerkwam op ongeveer € 5.500,- netto per maand. Aan vaste financieringslasten moest hij toen bruto € 4.500,- per maand betalen. Op 7 april 2009 heeft Lindorff Credit Management (ABN Amro bank) loonbeslag gelegd voor een hoofdsom van € 110.676,-; kort erna Rabobank voor een hoofdsom van € 14.053,-, waarop nog andere beslagleggers volgden. Sedertdien moet [appellant] leven van de beslagvrije voet van
€ 818,- per maand. Hij heeft zich in die periode ziek gemeld. Over 2009 heeft [appellant] zijn aangifte inkomstenbelasting door een financieel adviseur laten verzorgen; die heeft studiekosten in aftrek genomen. De belastingdienst heeft dit (in 2013) gecorrigeerd, hetgeen heeft geleid tot een terugbetalingsverplichting van € 3.219,-. Op initiatief van zijn werkgever is [appellant] in 2009 ongeveer een half jaar onder psychologische behandeling geweest en heeft hij hulp gekregen van financieel adviseur [financieel adviseur], die financieel orde op zaken heeft gesteld en tot op de dag van vandaag budgetbeheer blijft toepassen. In 2010 ging de belastingdienst nog uit van een voorlopige teruggaaf wegens hypotheekrenteaftrek. Deze rente kon [appellant] echter niet meer betalen, zodat deze werd bijgeboekt op zijn hoofdschuld. De belastingdienst heeft dit gecorrigeerd met een voorlopige aanslag € 11.388,- als gevolg. Over 2011 heeft de belastingdienst [appellant] een verzuimboete opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte, welke is opgelopen tot € 984,-. In april 2011 heeft ING de woning van [appellant] geveild met een opbrengst van € 380.000,-. ING heeft toen het min of meer gelijk geëindigde effectendepot ter waarde van ongeveer € 40.000 afgewikkeld en ook de levensverzekering bij Levob (inmiddels Avero Achmea) ter waarde van ongeveer € 41.000,- op de studielening in mindering gebracht. Als gevolg van de veiling is [appellant] dakloos geworden, verloor hij belangrijke papieren en leefde hij lange tijd zonder vaste woon- of verblijfplaats, logerend bij vrienden. In die periode, waarin hij voor de schuldeisers onbereikbaar was en van de beslagvrije voet moest leven, bleven de volgende, na de veiling opgekomen, relatief kleinere schulden onbetaald: aan Nuon € 1.128,- wegens energielevering, aan Waternet (opgelopen) € 466,- wegens waterschapslasten, aan PWN (opgelopen) € 576,- wegens leverantie van water en aan Aevitae € 2.610,- wegens zorgpremie over januari 2011 tot en met mei 2012. Per december 2012 woont [appellant] op een door hem gehuurde kamer. Zijn bruto jaarinkomen is inmiddels opgelopen tot € 166.000,-.
Naast deze hiervoor vermelde kleinere schulden en de belastingschulden is [appellant] thans nog aan ING verschuldigd: € 99.477,- wegens de studieschuld, € 120.271,- wegens restant hypotheekschuld en € 3.435,- wegens een boeteclausule vanwege overschrijding van een debetlimiet. Verder bedragen thans de schulden aan Lindorff Credit Management (ABN Amro bank) € 63.293,- en aan Rabobank € 10.115,-.
Kredietbank Nederland heeft aan de schuldeisers een minnelijke regeling voorgesteld, die echter is verworpen.