Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: Muldershof-Epart,
hierna: de gemeente,
procesadvocaat: F.A.M. Knüppe,
1.Het geding in eerste aanleg
4 mei 2011 en 17 augustus 2011 die de rechtbank Arnhem tussen Muldershof-Epart als eiseres en de gemeente als gedaagde heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
primair:1. de gemeente zal veroordelen tot nakoming van de intentieovereenkomst d.d. 27 januari
1998 en de daarop voortbouwende bindende afspraken, zulks door thans binnen twee
weken, althans binnen een door het hof in goede justitie te bepalen termijn, na het te
dezen te wijzen arrest, kortweg met Muldershof-Epart de Groenestraat te Nijmegen tot
ontwikkeling te brengen met een supermarktvestiging, alsmede een aanvang te maken
met het in procedure brengen van een aan die intentieovereenkomst beantwoordend
Raad van State (hierna: de Afdeling) bij uitspraak d.d. 15 augustus 2007 goedkeuring
genoemde wettelijke termijnen te volbrengen, een en ander op straffe van verbeurte van
van de memorie van grieven vermelde intentieovereenkomst zal veroordelen tot
vergoeding van de door Muldershof-Epart gelegen schade ten gevolge van de niet
d.d. 27 januari 1998, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dezer
dagvaarding tot aan die der algehele voldoening, deze schade nader op te maken bij staat
en te vereffenen volgens de wet;
3. de gemeente zal verbieden om het zgn. Smit Draad-terrein te ontwikkelen op de wijze in
het lichaam van de memorie van grieven beschreven, d.w.z. het voeren van overleg met
belanghebbenden en supermarkt-eigenaren en/of exploitanten, alsmede het initiëren en in procedure brengen en houden van planologische juridische instrumenten zoals
bestemmingsplannen, projectbesluiten of andere instrumenten, althans een zodanig
verbod uit te vaardigen leidende tot het staken van de beoogde ontwikkeling van het Smit
Draad-terrein tot winkelgebied met supermarkt, als het hof zal vermenen te behoren, een
gemeente terzake nalatig is;
subsidiair:4. voor zover de primaire vorderingen niet tot toewijzing leiden c.q. kunnen leiden, de
gemeente op de eerder vermelde gronden zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van
kosten ex artikel 6:96 BW (buitengerechtelijke invorderingskosten);
met veroordeling van de gemeente in de kosten van beide instanties, inclusief nakosten.
mr. Delissen akte heeft verleend van het in het geding brengen van die productie.
3.De vaststaande feiten
Intentieovereenkomst winkelplan Groenestraat Nijmegen” (hierna:
de intentieovereenkomst) ondertekend. De in deze intentieovereenkomst vermelde inrichtingschets voorziet in de vestiging van twee supermarkten aan de Groenestraat, één op het terrein waarvan Projectburo Muldershof eigenaresse is en één op het terrein waarvan Ahold eigenaresse is.
De bij de herontwikkeling van de winkelfunctie aan de Groenestraat betrokken partijen (Muldershof, Ahold, Vendex, gemeente Nijmegen) streven gemeenschappelijk de overeengekomen planopzet na. Het betreft de planopzet, gedateerd 17 september 1997, uitgewerkt door Projektburo Muldershof te Zevenaar.
- een te realiseren winkelvloeroppervlak (BVO) van ten hoogste 3530 m2 (...) binnende op bijgaande kaart (…) aangegeven plangrenzen. (…)
- bijdrage gemeente:
- gemeente draagt in totaal voor ƒ 600.000,- bij in de inrichtingskosten van dewinkelomgeving (…)- de gemeente zal uiterlijk 1 april 1998 de in 1995 met Muldershof overeengekomen envoor de planontwikkeling noodzakelijke grondruil effectueren; deze grondruil zalplaatsvinden met gesloten beurzen.- middels toezeggingen richting Muldershof BV heeft AHOLD Vastgoed BV inmiddelshaar bijdrage geregeld.
De buurt kwam in opstand over het veldje en toen heeft wethouder [wethouder 2] de afsluiting van het veldje stopgezet. Hij zou er later op terugkomen. (…) Het draait allemaal om dat veldje. De buurt zag dat verloren gaan toen wij het bouwrijp gingen maken. [wethouder 2] heeft het toen stilgelegd en zou er later op terugkomen. De buurt heeft toen echter een speeltuin opgericht op het veldje en is daarvoor een stichting begonnen. (…)”
2 januari 2001 plaatsgevonden.
29 oktober 2001 heeft BRO rapport uitgebracht. Naar aanleiding van dit rapport heeft B&W besloten tot een korte periode van herbezinning die zal worden benut voor het opstellen van ontwikkelingsscenario’s.
“
(…)Met betrekking tot het winkelplan Groenestraat zijn momenteel de volgende zaken actueel:(…)4. De intentieovereenkomst: in hoeverre en op welke wijze kan/moet deze worden geactualiseerd?(…)Ad 4.De intentieovereenkomstDoor het Collegebesluit naar aanleiding van het onderzoek van BRO zijn de vertrekpunten voor het winkelplan op een aantal inhoudelijke punten veranderd. Daarover hebben we met u inmiddels principeafspraken gemaakt. Uw verzoek om aanpassing van de intentieovereenkomst heeft daarnaast betrekking op termijnen waarbinnen acties zouden zijn gerealiseerd.De gemeente Nijmegen is bereid de intentieovereenkomst op deze inhoudelijke en planningsaspecten aan te passen en wil daarover met u overleggen.Ik stel voor, dat de gemeente een voorstel dienaangaande doet en dit voorafgaand aan een overleg aan u toezendt.(…).”
3.13 Projectburo Muldershof heeft bij brief van 22 mei 2002 aan de gemeente gereageerd op de concept-intentieovereenkomst. In deze brief stelt zij voor af te zien van een aanvullende overeenkomst en wijzigingen en aanvullingen op de intentieovereenkomst in briefvorm te vermelden. Projectburo Muldershof geeft aan dat zij geen andere optie ziet dan in te stemmen met de aanpassingen in het conceptplan die het gevolg zijn van gewijzigd politiek/bestuurlijk inzicht/draagvlak. Dit om te voorkomen dat de herontwikkeling wordt vertraagd of wordt getorpedeerd.
(…) Nadat ruim een jaar geleden een grote mate van overeenstemming werd bereikt over een spoedige uitvoering van de plannen zijn wij – naar onze mening – nu in een impasse geraakt, zonder uitzicht op realisatie.Na al onze inspanningen, tegemoetkomingen en financiële aderlatingen werd ons voorstel van 22 mei j.l. (kopie bijgevoegd) afgewezen.Wij trekken onze voorstellen in en wensen handhaving van de (ongewijzigde) overeenkomst van 27 januari 1998. (…).”
Indien de behandelingstermijnen met meer dan drie maanden wordt overschreden, behouden wij ons het recht voor – ter beperking van risico’s en kosten – terug te grijpen naar de oorspronkelijke overeenkomst van 27 januari 1998.”
Omgeving Dobbelmannweg XXII” (winkelplan Groenestraat) dateert van 17 december 2002 en wordt in de vergadering van de raad op 12 maart 2003 besproken. Uit het verslag van die vergadering blijkt dat de raad niet wenst in stemmen met het plan zoals het er ligt. Er worden problemen gezien met betrekking tot de ontsluiting, het parkeren en het grote bouwvolume. Daarnaast wordt gewezen op de weerstand van omwonenden. De raad heeft het voorstel van B&W met algemene stemmen verworpen.
het voorstel tot een gewijzigd bestemmingsplan verdedigd. Hij heeft erop gewezen dat de grondposities bij de projectontwikkelaar liggen, zodat de gemeente er geen zeggenschap over heeft en dat het plan uitgaat van de kaders die de raad eerder zelf heeft gegeven. In verband met de ingediende moties heeft [wethouder 2] voorgesteld om de ontwikkelaar zelf een ander voorstel te laten doen en op de mogelijkheid gewezen dat uiteindelijk niets zal gebeuren en de marktpartijen zich zullen terugtrekken uit het gebied. De kwaliteit van de Groenestraat zal dan verder achteruit gaan.
AH-pand voor de verdere ontwikkeling van de locatie van Muldershof-Epart niet meer van toepassing is, en zij heeft daarom voorgesteld de ontwikkeling rondom het AH-pand (evt. verplaatsing naar het Smit Draad-terrein) los van de locatie van Muldershof-Epart te bespreken.
I. het beroep van Muldershof-Epart gegrond verklaard;
II. het besluit van 3 oktober 2006 van GS vernietigd, voor zover daarbij de onder 3.29
vermelde goedkeuring is verleend;
III. die goedkeuring alsnog onthouden en
IV. bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 3 oktober 2006, voor
zover dat besluit is vernietigd.
Naar het oordeel van de Afdeling had GS haar goedkeuring aan de vaststelling van het bestemmingsplan Nijmegen Midden wegens strijd met een goede ruimtelijk ordening moeten onthouden. Gezien de voorgeschiedenis kon niet worden volstaan met een planregeling met een conserverend karakter, omdat daarmee onvoldoende rekening wordt gehouden met de belangen van Muldershof-Epart. Bij dit oordeel betrekt de Afdeling dat Muldershof-Epart onweersproken heeft gesteld dat zij ter uitvoering van de intentieovereenkomst gronden heeft verworven en kosten heeft gemaakt.
3.32 Op 12 september 2008 heeft een gesprek tussen de gemeente, Muldershof-Epart en Ahold plaatsgevonden. Ahold heeft uitgesproken dat zij voornemens is haar Albert Heijn-supermarkt naar het Smit Draad-terrein te verplaatsen. Muldershof-Epart heeft te kennen gegeven dat zij in gesprek is met De Waalboog voor het realiseren van zorgwoningen op haar terrein aan de Groenestraat. Afgesproken is dat in de vergadering van B&W van oktober 2008 een strategische notitie over de ontwikkelingen aan de Groenestraat zal worden besproken, dat het concept collegevoorstel voor de behandeling in het college met de betrokken partijen (Ahold, Muldershof-Epart en De Waalboog) zal worden besproken en dat een ruimtelijke visie voor het totale gebied wordt opgesteld.
Aanpak ontwikkelingen Groenestraat” vastgesteld. Bij brief van 10 maart 2009 heeft B&W dit plan ter informatie aan de raad verzonden. Uit het plan dat is gedateerd op 24 februari 2009 blijkt dat [projectontwikkelaar] een plan voor de inrichting van het Smit Draad-terrein heeft ontwikkeld op basis waarvan de Albert Heijn-supermarkt van Ahold naar dat terrein wordt verplaatst en dat zij daartoe afspraken met Ahold heeft gemaakt. Muldershof-Epart en Ahold beogen met de Waalboog hun eigendommen in ontwikkeling te brengen. De ontwikkeling van de Groenestraat is daarmee in handen van marktpartijen. De gemeente zal de (concept) randvoorwaarden voor de initiatiefplannen van de marktpartijen opstellen, de initiatiefplannen aan de randvoorwaarden toetsen en de planprocedures voor de initiatiefplannen voeren.
“
a. in beginsel medewerking te verlenen aan een bestemmingsplanwijziging voor hetvoormalig Smit Draadterrein voor het realiseren van 1820 m2 BVO commerciëlefuncties en de realisatie van (zorg)woningen, waarbij voldoende parkeerplaatsen voor
“
Dat gemeentelijke randvoorwaarden en een toekomstvisie voor het winkellint Groenestraat gelijktijdig met de bestemmingsplanwijzigingen inzake het Smit Draad terrein aan de gemeenteraad aangeboden dienen te worden.”
3.39 Op 12 december 2012 heeft de raad het onder 3.38 vermelde voorstel aanvaard, met dien verstande dat aan de “
Visie ontwikkelingen Groenestraat” wordt toegevoegd:
a. de gemeenteraad uitspreekt dat het onwenselijk is dat op het achterterrein van dehuidige locatie van de Albert Heijn grondgebonden woningen gerealiseerd worden;b. de gemeenteraad uitspreekt dat naar zijn oordeel de tekening op pagina 15 van devoorliggende visie de uiterste bebouwingsgrenzen aangeeft (inclusiefparkeervoorzieningen en ontsluitingsroutes).”
Nijmegen Midden-13 (Smitdraadterrein)” gewijzigd vastgesteld. In dit bestemmingsplan wordt voorzien in de mogelijkheid een supermarkt met dagwinkels, zorgwoningen voor ouderen en dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen op het Smit Draad-terrein aan de Groenestraat te Nijmegen te realiseren.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
2.2 vermelde vordering van Muldershof-Epart aangevoerd dat Muldershof-Epart zich met betrekking tot het gevorderde gebod een bestemmingsplan in procedure te brengen (de primaire vordering onder sub 1) en het gevorderde gebod de gemeente te verbieden het Smit Draad-terrein te ontwikkelen (de primaire vordering onder sub 3) niet tot de burgerlijke rechter, maar tot de bestuursrechter had moeten wenden.
“ (…)
3.6.2 Bij de beoordeling van het onderdeel wordt vooropgesteld dat, voor zover de onderhavige overeenkomst ook ten aanzien van het bestemmingsplan Oosterheem een verplichting voor de gemeente meebrengt om bepaalde publiekrechtelijke bevoegdheden (in dit geval tot het vaststellen van dat bestemmingsplan en het verlenen van bouwvergunningen in dat plangebied) op een bepaalde wijze uit te oefenen, de overeenkomst — in zoverre — het karakter heeft van een zogenoemde bevoegdhedenovereenkomst, zoals ook het onderdeel tot uitgangspunt neemt. Een dergelijke overeenkomst heeft een gemengd (privaatrechtelijk en bestuursrechtelijk) karakter.
4.8 Het hof zal met betrekking tot deze stelling eerst beoordelen tot welke verplichting de gemeente zich jegens Muldershof-Epart heeft verbonden en vervolgens of de gemeente jegens Muldershof-Epart toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van die verplichting.
streven”, “
intenties”, “
illustreert” en “
trachten”, nog los van de titel van die overeenkomst, te weten “
Intentie-overeenkomst winkelplan Groenestraat Nijmegen”
,erop wijst dat partijen een inspanningsverplichting aan de zijde van de gemeente met elkaar zijn overeengekomen. De gemeente heeft zich jegens Muldershof-Epart verbonden om “
voortvarend aan de slag te gaan met de planprocedure, te beginnen met het organiseren van inspraak voor belanghebbenden (…), gevolgd door de feitelijke bestemmingsplanprocedure”, alsmede om “
Op uitvoeringsniveau (…) in samenspraak met belanghebbenden practische deelproblemen(toevoeging hof: te)
helpen oplossen (…)”. Een resultaatsverplichting is daaruit niet af te leiden. Dat in de intentieovereenkomst geen ontbindende/opschortende voorwaarde is opgenomen, waaruit blijkt dat de raad aan het einde van de planprocedure met het bestemmingsplan moet instemmen, leidt – tegenover voornoemde wijze waarop de intentieovereenkomst is geredigeerd – niet tot een ander oordeel.
Nakoming van de afspraken tussen partijen4.13 Uit de hiervoor onder 3 vermelde feiten volgt dat de gemeente aan de intentieovereenkomst uitvoering heeft gegeven.
Omgeving Dobbelmannweg XXII” aan de raad voorgelegd. In de vergadering van de raad van 12 maart 2003 heeft wethouder [wethouder 2] namens B&W dit voorstel verdedigd.
18 november 1998, de intentieovereenkomst, de grondtransacties, het passeren van de in artikel 10 van de intentieovereenkomst genoemde datum en het consequent voortzetten van de planprocedure, waarbij de raad steeds nauw betrokken was, niet meer vrij stond de ontwikkeling van terrein van Muldershof-Epart aan de Groenestraat op eigen initiatief stil te leggen en een gewijzigde koers te gaan varen.
“
(…) dat als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen - die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen - vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen (vgl. HR 23 oktober 1987, nr. 12999, NJ 1988, 1017, rov. 3.1; HR 4 oktober 1996, nr. 16062, NJ 1997, 65, rov. 3.5.2.2; HR 14 juni 1996, nr. 16008, NJ 1997, 481, rov. 3.6). (…).”
Indien voor het winkelplan bestuurlijk “groen licht”wordt(onderstreping hof)
gegeven”. Dat de raad zich (onvoorwaardelijk) heeft verbonden om het bestemmingsplan conform de wensen van Muldershof-Epart vast te stellen, is niet gebleken. Voor zover Muldershof-Epart zich op het standpunt heeft gesteld dat de wethouders [wethouder 2] en [wethouder 3] toezeggingen aan haar hebben gedaan, wordt deze stelling bij gebrek aan enige motivering gepasseerd.
30 WRO (oud) verbindt dat GS op kosten van de raad tot vaststelling van het bestemmingsplan overgaat. De raad behoudt haar bevoegdheid totdat kennisgeving van de terinzagelegging door GS heeft plaatsgevonden. Zowel de raad als GS beschikt bij het uitoefenen van hun bevoegdheid over beleidsvrijheid. Zij kunnen ook besluiten dat geen bestemmingsplan behoeft te worden vastgesteld (vergelijk artikel 30 lid 2 WRO (oud)). Uit de overschrijding van de termijn van artikel 30 lid 1 WRO (oud) volgt op zichzelf beschouwd dan ook niet dat de raad een aan de intentieovereenkomst beantwoordend bestemmingsplan had moeten vast te stellen. De termijnoverschrijding levert geen onrechtmatige daad van de gemeente jegens Muldershof-Epart op.
5.Slotsom
- griffierecht € 649,-
2.682,-(3 punten x tarief II)