ECLI:NL:GHARL:2014:378

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
200.138.277-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van de aanhangigheid van het geding op grond van artikel 125 lid 4 Rv en niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2014, gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de appellanten tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Leeuwarden en de rechtbank Noord-Nederland. De appellanten, curatoren over hun dochter, hebben hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van 27 juli 2011, 6 juni 2012 en 3 juli 2013. Het hoger beroep werd ingesteld bij exploot van 2 oktober 2013, maar dit exploot is niet tijdig ingeschreven ter rolle van het hof. De appellanten hebben vervolgens een herstelexploot uitgebracht op 28 november 2013, maar dit was ook niet binnen de vereiste termijn van veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag. Hierdoor is de aanhangigheid van het geding vervallen, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof overweegt dat er geen toestemming van de wederpartij, Stichting Talant, is verleend om de zaak op een andere dag dan de oorspronkelijk aangezegde dag aan te brengen. Talant is bovendien niet verschenen in deze procedure, waardoor stilzwijgende toestemming niet kan worden aangenomen. Het hof concludeert dat de appellanten niet kunnen worden ontvangen in hun hoger beroep en veroordeelt hen in de proceskosten, die aan de zijde van Talant op nihil worden vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.138.277/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/114105 / HA ZA 11-569)
arrest van de eerste kamer van 21 januari 2014
in de zaak van

1.[appellant],

hierna:
[appellant],
2. [appellante],
hierna:
[appellante],
in hun hoedanigheid van curatoren over hun dochter
[kind],
beide wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. L.H. Poortman-de Boer, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Stichting Talant,
gevestigd te Heerenveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Talant,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 27 juli 2011 van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Heerenveen en de vonnissen van 6 juni 2012 en 3 juli 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 2 oktober 2013 hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld tegen voornoemde vonnissen, met dagvaarding van Talant om op de roldatum 5 november 2013 ter zitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te verschijnen.
2.2
Het exploot van 2 oktober 2013 is niet ingeschreven ter rolle van het hof. [appellanten] hebben daarop, met handhaving van de in de oorspronkelijke dagvaarding geformuleerde eis, een herstelexploot uitgebracht op 28 november 2013, met dagvaarding van Talant tegen de zitting van 10 december 2013. Het herstelexploot van 10 december 2013 is ingeschreven op de rol.
2.3
De rolraadsheer heeft [appellanten] bij brief van 16 december 2013 in de gelegenheid gesteld zich, gelet op het bepaalde in artikel 125 lid 2 en lid 4 Rv, uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
2.4
Bij brief van 30 december 2013 hebben [appellanten] op voornoemd verzoek van de rolraadsheer gereageerd.
2.5
Ter rolle van 31 december 2013 is de zaak naar de rol verwezen voor arrest, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 125 lid 1 Rv - welke bepaling ingevolge artikel 353 lid 1 Rv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is - is het geding aanhangig vanaf de dag van dagvaarding. Artikel 125 lid 2 Rv bepaalt dat het exploot van dagvaarding door de eiser ter griffie wordt ingediend uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend, voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum. De aanhangigheid van het geding vervalt, zo is bepaald in artikel 124 lid 4 Rv, indien het exploot van dagvaarding niet uiterlijk op het in het tweede lid vermelde tijdstip ter griffie is ingediend, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht.
3.2
Nu het exploot van 2 oktober 2013 niet uiterlijk op het in artikel 125 lid 2 Rv vermelde tijdstip is ingediend, terwijl het herstelexploot van 28 november 2013 niet binnen veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag (5 november 2013) is uitgebracht, heeft dit in beginsel tot gevolg dat de aanhangigheid van het geding is vervallen, hetgeen niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep tot gevolg heeft.
Deze regel lijdt evenwel uitzondering indien de zaak met toestemming van de wederpartij alsnog op de rol wordt geplaatst, of indien de zaak alsnog op een andere dan de oorspronkelijk aangezegde dag wordt aangebracht en de wederpartij die zich stelt, er in haar eerste processtuk geen melding van maakt dat zij er niet in heeft toegestemd dat de zaak op een andere dag dan de oorspronkelijk aangezegde dag is aangebracht (HR 4 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4085 en HR 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS3641).
Gesteld noch gebleken is echter dat Talant [appellanten] toestemming heeft verleend de zaak alsnog op de rol te plaatsen, terwijl, nu Talant zich in de onderhavige procedure niet heeft gesteld, de hiervoor bedoelde stilzwijgende toestemming door haar evenmin kan zijn verleend. Het niet tijdig uitbrengen van het herstelexploot heeft dan ook tot gevolg dat [appellant] c.s. in hun hoger beroep tegen de vonnissen van 27 juli 2011, 6 juni 2012 en 3 juli 2013 niet kunnen worden ontvangen.
3.3
Als de in het ongelijk te stellen partij zullen [appellanten] worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Talant vastgesteld op nihil.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun hoger beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Talant begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. J.H. Kuiper en mr. A.M. Koene, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 januari 2014.