3.1.Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 van het bestreden vonnis van 15 januari 2013 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, komen op het volgende neer.
3.1.1IDM Bank N.V. (hierna: de bank) heeft [appellant] en zijn echtgenote [echtgenote] bij kredietovereenkomst van of omstreeks 15 september 1989 een krediet van fl. 17.700,- verstrekt, onder de verplichting voor [appellant] en [echtgenote] om dit verstrekte krediet, vermeerderd met een kredietvergoeding van fl. 5.548,80, vanaf 15 oktober 1989 in achtenveertig maandelijkse termijnen van fl. 484,35 aan de bank terug te betalen.
3.1.2[appellant] en [echtgenote] hebben vanaf 15 juli 1990 niet meer voldaan aan de maandelijkse betalingsverplichtingen jegens de bank. De bank heeft Incassade, destijds Gerechtsdeurwaarderskantoor Oordijk & Struiksma genaamd, ingeschakeld om de openstaande vordering op [appellant] en [echtgenote] te incasseren. Incassade heeft [appellant] en [echtgenote] diverse malen opgave gedaan van de vordering van de bank en hen aangemaand tot voldoening van deze vordering. Deze aanmaningen hebben niet geleid tot de voldoening van de vordering van de bank.
3.1.3De bank heeft [appellant] en [echtgenote] gedagvaard voor de rechtbank Leeuwarden, teneinde haar vordering op hen voldaan te krijgen. De rechtbank heeft [appellant] en [echtgenote] bij vonnis van 27 januari 1997 bij verstek hoofdelijk veroordeeld om aan de bank een bedrag te betalen van fl. 29.050,47, zijnde een bedrag van in hoofdsom fl. 18.889,65 en de vervallen vertragingsvergoeding over dit bedrag tot 14 november 1996 ad fl. 11.160,82, te vermeerderen met de overeengekomen vertragingsvergoeding over het bedrag van
fl. 18.889,65 vanaf 14 november 1996 tot de dag van voldoening van de vordering. [appellant] en [echtgenote] zijn daarnaast hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, fl. 710,- voor salaris en fl. 641,30 voor verschotten.
3.1.4[appellant] heeft vervolgens aan mr. A. Atema van Rechtshulp Noord te Leeuwarden gevraagd om verzet aan te tekenen tegen voormeld verstekvonnis. Mr. Atema, die destijds niet als procureur stond ingeschreven op het tableau, heeft aan mr. J.R.E. van Smeden gevraagd om namens hem verzet aan te tekenen, hetgeen mr. Van Smeden vervolgens heeft gedaan.
3.1.5De rechtbank Leeuwarden heeft bij vonnis van 10 december 1997 het verstekvonnis van 27 januari 1997, voor zover gewezen tussen de bank en [appellant], bekrachtigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de bank jegens [echtgenote] is verjaard en het verstekvonnis in zoverre vernietigd. De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten, fl. 887,50 aan salaris procureur.
3.1.6Incassade heeft [appellant] op 25 februari 1998 de volgende opgave van de vordering van de bank gestuurd:
"hoofdsom fl. 18889.65
rente tot heden fl. 13318.38
betekening fl. 123.67
proceskosten fl. 1351.30
informatiekosten fl. 163.23
nasalaris prokureur fl. 370.13
VERSCHOTTEN MR. GREVELING
fl. 1775.00
totaal
fl. 35991.36
Onverminderd verdere rente en kosten".
3.1.7Mr. Atema heeft Incassade bij faxbericht van 2 maart 1998, voor zover van belang, het volgende meegedeeld:
" Uw specificatie d.d. 25 februari jl. kan ik op de juistheid niet controleren.
U hebt onder meer opgenomen f 123,67 voor betekening, wilt u meedelen dat precies betekend is?
Informatiekosten zijn mijn inziens niet verschuldigd omdat daar geen titel voor is. Verschotten mr Greveling kan ik niet traceren. De rechtbank heeft het vonnis en oppositie slechts f 887,50 toegewezen."
3.1.8Incassade heeft [appellant] op 13 maart 1998 een gecorrigeerde opgave van de vordering van de bank doen toekomen:
"hoofdsom fl. 18889.65
rente tot heden fl. 13398.08
betekening (vonnis d.d. 22-1-97) fl. 123.67
proceskosten fl. 2223.80
nasalaris procureur
fl. 370.13
totaal
fl. 35,020.33
onverminderd verdere rente en kosten".
3.1.9[appellant] heeft mr. Atema opdracht gegeven tot het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van 10 december 1997. Mr. Atema heeft op zijn beurt mr. Van Smeden opdracht gegeven tot het instellen van dit hoger beroep. Mr. Van Smeden heeft op 10 maart 1998 een appeldagvaarding uitgebracht. Deze appeldagvaarding is door hem evenwel niet aangebracht bij het gerechtshof te Leeuwarden, waardoor het vonnis van de rechtbank van
10 december 1997 in kracht van gewijsde is gegaan.
3.1.10Op 19 maart 1999 heeft Incassade [appellant] de navolgende opgave van de vordering van de bank gestuurd:
"hoofdsom fl. 29050,47
Rente tot heden fl. 4861,63
Proceskosten fl. 2223,80
Overige executiekosten fl. 428,30
Reeds betaald
fl. 100,00
fl. 36479,20
onverminderd verdere rente en kosten"
3.1.11In april 1999 hebben [appellant] en Incassade een betalingsregeling getroffen. De regeling is op 28 april 1999 ingegaan en hield in dat [appellant] gedurende een periode van 12 maanden een maandelijkse aflossing zou betalen van fl. 100,-.
3.1.12[appellant] heeft Rechtshulp Noord aansprakelijk gesteld voor de schade die hij meende te hebben geleden doordat Rechtshulp Noord heeft verzuimd de appeldagvaarding aan te brengen bij het gerechtshof Leeuwarden. [appellant] heeft deze schade in een procedure bij deze rechtbank op Rechtshulp Noord proberen te verhalen. Hij heeft zich in die procedure op het standpunt gesteld dat, indien het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 10 december 1997 inhoudelijk zou zijn beoordeeld, zijn beroep op verjaring tegen de vordering van de bank zou zijn gehonoreerd, zodat de vonnissen van de rechtbank Leeuwarden van 10 december en 27 januari 1997 zouden worden vernietigd en de vordering van de bank alsnog zou zijn afgewezen. De rechtbank heeft de schadevordering van [appellant] jegens Rechtshulp Noord afgewezen en het gerechtshof Leeuwarden heeft het vonnis van de rechtbank op dit punt bekrachtigd. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep dat [appellant] tegen voornoemd arrest van het gerechtshof Leeuwarden heeft ingesteld, bij arrest van 18 december 2009 verworpen.
3.1.13[appellant] heeft [administratiekantoor] vervolgens gevraagd om een oordeel te geven over de facturering van (de rechtsvoorganger van) Incassade. [administratiekantoor] heeft [appellant] op 3 maart 2010 onder meer bericht:
"De correspondentie van Oordijk en Partners richting [appellant] is inconsequent, slordig en niet te volgen. We geven een aantal voorbeelden waaruit dat blijkt.
1. Het bedrag van de BTW dat op de factuur van 28 november 1990 staat, staat niet meer vermeld op de factuur van 13 februari 1991. De BTW moet altijd zichtbaar zijn op de factuur.
2. Ook worden er voortdurend kosten opgevoerd, waar geen specificatie van aanwezig is. Het nasalaris van de procureur staat op de factuur van 18 februari 1998 en is op de factuur van 19 maart 1999 weer verdwenen.
3. Op de factuur van 25 februari 1998 staat een bedrag van verschotten mr Greveling vermeld van 1775. Dat bedrag blijkt gefingeerd te zijn. Ook dat is later weer verdwenen.
4. Ook blijkt op de inleidende dagvaarding van 25-11-1996 dat er een bedrag gevorderd wordt van 29050,47.
Op 10-12-1997 blijkt dat weer 28560,67.
5. De hoofdsom blijkt ook voortdurende te veranderen.
Op de ene factuur is de rente bij de hoofdsom inbegrepen, op een andere weer niet. De renteberekening is onduidelijk. Wordt de rente over de oorspronkelijke hoofdsom berekend, of over de hoofdsom plus rente."
3.1.14Incassade heeft [appellant] bij brief van 23 april 2010 een opgave verstuurd van hetgeen hij volgens haar aan de bank is verschuldigd. Deze opgave luidt als volgt:
"hoofdsom € 8.571,75
rente . 14.538,98
proceskosten . 1.202,53
overige executiekosten . 56,12
informatiekosten . 74,06
nasalaris procureur . 167,96
in mindering voldaan
€ -8.923,89 +
€ 15.687,51".
3.1.15De gemachtigde van [appellant] heeft Incassade bij brief van 13 juli 2011 aansprakelijk gesteld voor de schade die [appellant] lijdt doordat Incassade [appellant] te veel kosten in rekening heeft gebracht en ook kosten berekent waarvoor Incassade niet over een executoriale titel beschikt. De gemachtigde heeft Incassade gesommeerd ter vergoeding van die schade een bedrag van € 5.000,- te betalen.
3.1.16Incassade heeft aan deze sommatie niet voldaan.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg