In deze zaak gaat het om een geschil tussen Searocco Yachts B.V. en Altena Yachting B.V. over de kosten van stalling, onderhoud en schadevergoeding van het motorschip Femina. Searocco Yachts, de eigenaar van het schip, heeft Altena Yachting ingeschakeld voor de afbouw en het onderhoud van de Femina. Altena vordert betaling van kosten die zij heeft gemaakt voor stalling, onderhoud en herstel van schade aan het schip. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat Searocco Yachts een deel van de kosten moet vergoeden, maar Searocco Yachts is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de feiten vastgesteld. Het hof oordeelt dat Altena Yachting gerechtigd was om de kosten van stalling en onderhoud in rekening te brengen, omdat Searocco Yachts het schip in bewaring had gegeven. Het hof heeft ook geoordeeld dat de kosten voor reparaties aan het schip, die voortvloeiden uit vaarschade en inbraakschade, terecht door Altena zijn gefactureerd. Searocco Yachts heeft betwist dat zij verantwoordelijk was voor deze kosten, maar het hof heeft geoordeeld dat Altena voldoende bewijs heeft geleverd van de noodzaak van de werkzaamheden.
Het hof heeft de grieven van Searocco Yachts in het principaal appel verworpen en de beslissing van de rechtbank bekrachtigd. Searocco Yachts is veroordeeld in de proceskosten van het principaal appel, terwijl Altena in het incidenteel appel in het ongelijk is gesteld. De kosten van de procedure zijn vastgesteld en de uitspraak is openbaar gedaan op 21 januari 2014.