Uitspraak
beide gevestigd te Ubbergen,
gemeente Berg en Dal,
gevestigd te Geertruidenberg,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
Altena het exclusieve recht verleend om tegen een (licentie)vergoeding jachten van het type Searocco (af) te bouwen en te verkopen. Art. 6 van deze overeenkomst luidt:
De Femina is bij Altena blijven liggen. Er zijn wel één of twee belangstellenden voor het schip geweest, maar tot een verkoop is het niet gekomen.
Het heeft tot uitgangspunt genomen dat de tussen partijen gesloten contracten (hiervoor in 3.1 onder (iii) en (iv) vermeld) – waaronder de bonusregeling, die mede voorzag in een vergoeding voor Altena ter zake van liggeld en gemaakte onkosten indien de Femina zou worden verkocht – zijn beëindigd vanwege de (gerechtvaardigde) opzegging door Altena van die overeenkomsten. Het heeft voorts in navolging van de rechtbank geoordeeld dat het stallen van de Femina in de haven van Altena, gelet op de omstandigheden van het geval, aangemerkt kan worden als bewaarneming in de zin van art. 7:600 BW, en dat Altena daarom ingevolge art. 7:601 lid 1 BW recht heeft op loon. In dat oordeel ligt besloten dat Altena de Femina mede in het belang van Searocco Yachts op haar werf heeft gestald, nu zij aldus in staat was activiteiten te ontplooien gericht op de verkoop van het schip ten behoeve van Searocco Yachts. Dat Altena tevens, in haar eigen belang, gerechtigd was het schip kosteloos te gebruiken voor beurzen en promotieactiviteiten, behoefde aan het oordeel van het hof dat sprake is van een bewaarnemingsovereenkomst niet in de weg te staan.
Dat oordeel berust mede op uitleg van de overeenkomst en op waarderingen van feitelijke aard, en behoefde in het licht van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd geen nadere motivering.
4.Beslissing
10 juli 2015.