Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een incidentele memorie ex artikel 351 Rv van [appellante];
3.De beoordeling in het incident
- er is sprake van een historische verontreiniging van de grond, welke in de loop van de tijd is ontstaan; het is zeer aannemelijk dat de verontreiniging vóór 27 februari 2009 is ontstaan;
- omdat de interventiewaarde wordt overschreden, vormt de asbestverontreiniging een geval van ernstige bodemverontreiniging; er is hiermee sprake van een potentieel risico dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren;
- de aangetroffen verontreinigingen vormen bij het huidige of toekomstige gebruik geen onaanvaardbare risico's, zodat spoedige sanering niet noodzakelijk is;
- de kosten voor functionele sanering van de aanwezige bodemverontreiniging worden geraamd op € 32.700,- exclusief 21% btw;
- na sanering is de bodem geschikt voor het bodemgebruik wonen met moestuin.
(a) dat de incidenteel eiser belang moet hebben bij de door hem verlangde schorsing van de executie,
(b) dat bij de in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten afweging van de belangen van partijen moet worden nagegaan of het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist, en
(c) dat bij deze belangenafweging de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing moet blijven.
- aangezien [geïntimeerde] het bedrag van € 32.700,- (exclusief btw) gaat aanwenden voor de sanering van de grond, zal bij een eventueel gelijk van [appellante] in hoger beroep dit bedrag mogelijk niet zonder meer kunnen worden teruggevorderd;
- door de executie van het vonnis zal er klaarblijkelijk een noodtoestand aan de zijde van [appellante] ontstaan, aangezien zij de van [geïntimeerde] ontvangen koopsom ad € 85.000,- heeft moeten gebruiken voor de uitvaart van haar ouders en de afwikkeling van de nalatenschap;
- als het belang van [geïntimeerde] bij sanering van de grond zo groot is als hij beweert, namelijk dat hij eindelijk gebruik wil maken van de woning die hij in 2009 heeft gekocht, had hij eerder actie moeten ondernemen;
- de verontreiniging levert geen onaanvaardbare risico's op, zodat het belang van [geïntimeerde] bij een spoedige sanering niet opweegt tegen het belang van [appellante] bij schorsing van de tenuitvoerlegging;
- het vonnis van de rechtbank berust op een klaarblijkelijke juridische misslag, aangezien de rechtbank ten onrechte op grond van het deskundigenrapport concludeert dat de grond niet geschikt is voor normaal gebruik.
Het oordeel van de rechtbank dat de onroerende zaak niet geschikt is voor normaal gebruik, omdat de bodem ter plaatse van de achtertuin thans niet voldoet aan de kwaliteitsklasse 'wonen', berust - anders dan [appellante] betoogt - niet op een kennelijke juridische misslag, maar op een aan de eerste rechter voorbehouden waardering van het voorhanden bewijsmateriaal, waaronder het rapport van de deskundige.
De omstandigheid dat [geïntimeerde] het geld zal aanwenden voor de sanering van de grond vormt zonder nadere toelichting en onderbouwing, die ontbreekt, geen toereikende onderbouwing voor het restitutierisico waarop [appellante] zich beroept.
De omstandigheid dat [appellante] de uitvaart van haar ouders en de afwikkeling van de nalatenschap heeft moeten financieren, leidt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet dwingend tot de conclusie dat de executie van het vonnis een noodtoestand aan haar zijde zal doen ontstaan.
Voorts is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de verontreiniging geen acute risico's zou opleveren in het licht van de overige omstandigheden onvoldoende gewicht in de schaal legt om aan [geïntimeerde] zijn bevoegdheid tot executie van het vonnis voorlopig te ontzeggen.
In de hoofdzaak
4.De beslissingIn het incident
dinsdag 22 april 2014voor verder procederen (memorie van grieven door [appellante]).