Uitspraak
Q-Estate,
[B.V. X],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling in het incident
- alle civieltechnische werken ten behoeve van de aanleg, inrichting en bebouwing van dit recreatiepark en de 58 kavels te verrichten;
- de 58 recreatiewoningen te realiseren.
- ongedaanmaking van de door haar verrichte prestaties ex artikel 6:271 BW c.q. waardevergoeding ex artikel 6:272 BW; alsmede
- schadevergoeding ex artikel 6:277 BW.
In totaal heeft zij haar vordering begroot op een bedrag van € 741.228,- exclusief btw (productie 19 bij de inleidende dagvaarding).
- Het is evident dat het bestreden vonnis op onjuiste gronden is gewezen.
- Vanuit een oogpunt van proces-economie verdient het de voorkeur om eerst een beslissing in het onderhavige appel af te wachten alvorens de schadestaatprocedure voort te zetten.
- In de schadestaatprocedure worden extreem hoge bedragen gevorderd, hetgeen Q-Estate noopt tot het maken van hoge kosten.
- De rechtbank is ten onrechte niet toegekomen aan een beslissing ten aanzien van de ongedaanmaking van de reeds door Q-Estate uitgevoerde werkzaamheden (grieven 6 en 8), terwijl verrekening met haar vordering tot waardevergoeding in de schadestaatprocedure niet mogelijk zal zijn. Q-Estate waardeert de door haar verrichte prestaties op een bedrag van € 419.555,36 exclusief btw, te vermeerderen met de btw en de wettelijke handelsrente vanaf 5 oktober 2011.
- Een - achteraf mogelijk onterechte - veroordeling in de schadestaatprocedure zou Q-Estate - achteraf bezien mogelijk onnodig - in grote financiële problemen brengen met mogelijk een faillissement tot gevolg.
(a) dat de incidenteel eiser belang moet hebben bij de door hem verlangde schorsing van de executie,
(b) dat bij de in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten afweging van de belangen van partijen moet worden nagegaan of het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist, en
(c) dat bij deze belangenafweging de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing moet blijven.
na afwikkeling van de daaruit voortvloeiende restitutieplichten.
Voor zover Q-Estate thans in hoger beroep aan haar vordering tot waardevergoeding ex artikel 6:272 BW
subsidiairde ontbinding van de overeenkomst door [B.V. X] ten grondslag legt, dient in de hoofdzaak te worden beoordeeld hoe deze vordering zich verhoudt tot de vaststelling van de door [B.V. X] geleden schade in de schadestaatprocedure.
In de hoofdzaak
4.De beslissing
dinsdag 15 april 2014voor het nemen van een memorie van antwoord door [B.V. X];