ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7067
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing faillissement en toepassing schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, locatie Almelo, van 29 januari 2013. Het verzoek van [appellant] tot opheffing van het faillissement onder gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 3 lid 1 juncto artikel 15b van de Faillissementswet (Fw). Het hof heeft de zaak inhoudelijk behandeld, omdat een snelle uitspraak noodzakelijk was en de uitspraak in hoger beroep geen gezag van gewijsde heeft.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2013 is [appellant] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.F. van den Berg, en was ook de curator aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] onvoldoende inzicht heeft gegeven in de omvang, ontstaansdata en aard van zijn schulden, die in totaal ruim € 262.000,- bedragen. Belangrijke schulden zijn onder andere aan de Belastingdienst en aan zijn voormalige echtgenote. Het hof oordeelt dat [appellant] niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van deze schulden.
Het hof concludeert dat, zelfs als [appellant] ontvankelijk zou worden geacht in zijn verzoek, dit verzoek afgewezen moet worden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat het verzoek toch zou worden toegewezen. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank, met wijziging van gronden. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en goede trouw in faillissementszaken, vooral bij aanvragen voor schuldsanering.