Uitspraak
de gemeente,
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Het toepasselijke recht
6.Het beoordelingskader van het hof
LJNBV9439 onder 2.10).
7.Detournement de pouvoir bij de bewijsgaring door de gemeente
8.De beoordeling van de grieven
grief 1vecht de gemeente tevergeefs het oordeel van de rechtbank aan dat geen beslissende betekenis toekomt aan de uitspraak van de AbRvS van 6 oktober 2010. De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat sprake was van overtreding van de bestemmingsplanvoorschriften in de periode tot 13 augustus 2009. De beslissing van het AbRvS heeft de gevolgen die het hof hiervoor onder 6.1 heeft opgesomd. Indien de gemeente had geconstateerd dat de situatie in de maand november 2009 onveranderd was ten opzichte van de situatie op 13 augustus 2009, zou daaruit minst genomen het vermoeden aan moeten worden ontleend dat [geïntimeerden] de last in de maand november 2009 hadden overtreden, aldus de gemeente.
grieven II en IIIklaagt de gemeente erover dat de rechtbank onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de wisselende verklaringen van [geïntimeerden] in de verschillende gevoerde procedures en dat de [geïntimeerden], anders dan de rechtbank heeft overwogen, nooit hebben aangevoerd een zwervend bestaan te leiden. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Recreatiewoningen en het nieuwe wonen, Gemeentestem 2013/83, met name onder 3.5). Aan de andere kant blijkt uit deze procedure – nu ook volgens de gemeente er op dit moment geen sprake is van verboden permanente bewoning – dat handhaving als zodanig van het verbod op permanente bewoning niet illusoir geworden is.