3.1.Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2.
(2.1. tot en met 2.4.) van het vonnis van 4 augustus 2010 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, luiden:
3.1.1.[geïntimeerde] exploiteert een veehandelsbedrijf. Op 26 februari 2008 heeft [geïntimeerde] van Fort 37 vaarskalveren gekocht voor de fok voor een bedrag van € 500,- per kalf, derhalve in totaal een bedrag van € 18.500,-.
3.1.2.Op 17 maart 2008 heeft [geïntimeerde] ontdekt dat 15 van de 37 kalveren ongeschikt waren voor de fok, omdat het vaarskalveren uit meerlinggeboortes van verschillend geslacht betreft. Dit houdt in dat er sprake is van kwenen: kalveren die onvruchtbaar zijn.
3.1.3.Bij brief van 18 maart 2008 schrijft [geïntimeerde] aan Fort, onder meer:
"(…) Op 26 februari kocht ik 37 fokkalveren van je.
Volgens jou waren het 27 kalveren met stamboek - en 10 zonder stamboekpapier.
Er mochten geen kweenen inzitten.
(…)
De schetsen kwamen gisteren binnen en er blijken 15 meerlingen bij te zijn.
(…)
Hieronder een berekening voor alle gemaakte/te maken kosten, exclusief mijn eigen kosten.
(…)
Gekocht: 37 fokkalveren, waarvan 10 geen stamboek, rest goed
Gebleken: 37 fokkalveren, waarvan 10 geen stamboek, 15 kween
Uitgangspositie (hierop is de prijs gebaseerd) 27% niet exportwaardig
73% exportwaardig
100% fokwaarde
Gebleken: 68% niet exportwaardig
32 exportwaardig
41% geen fokwaarde
Voorstel: alle 37 retour voor € 580.- per stuk.
(…)"
3.1.4.Bij brief van 8 april 2008 schrijft (de raadsman van) [geïntimeerde] aan Fort onder meer:
"(…)Namens cliënt deel ik u bij dezen mee dat cliënt de gehele overeenkomst ontbindt. Dit betekent dat u de koopprijs voor de kalveren moet teruggegeven, met vergoeding van de gemaakte kosten en een vergoeding van de (wettelijke) rente. Het betekent ook dat u de 37 kalveren dient op te halen(…)"
3.1.5.[geïntimeerde] heeft vervolgens een procedure (rolnummer 67290 / KG ZA 08-87) bij de voorzieningenrechter in Assen aanhangig gemaakt. [geïntimeerde] heeft in deze procedure gesteld dat de koopovereenkomst door de buitengerechtelijke verklaring is ontbonden. Hij heeft in deze procedure gevorderd de 37 kalveren op te halen op straffe van verbeurte van een dwangsom en een bedrag aan schadevergoeding.
3.1.6.Partijen zijn tijdens de zitting in kort geding op 8 mei 2008 een schikking overeengekomen. In het proces-verbaal van die zitting is onder meer het volgende opgenomen:
"Partijen verklaren ter beslechting van hun geschil het volgende te zijn overeengekomen:
1. Opfokbedrijf Fort BV betaalt aan [geïntimeerde] het bedrag van € 13.000,- op rekeningnummer 293963401 ten name van [geïntimeerde], uiterlijk woensdag 14 mei 2008.
2. [geïntimeerde] stelt ter beschikking aan opfokbedrijf Fort BV de 15 kweenen begrepen in de koop, bij partijen bekend. Opfokbedrijf Fort BV haalt deze dieren op bij Weegereef, gevestigd te [adres], uiterlijk 14 mei 2008.
3. Partijen verklaren over en weer niets meer van elkaar te vorderen te hebben op het bepaalde onder 1 en 2 na.
4. [geïntimeerde] trekt in het kort geding geregistreerd onder nummer 67290 KG ZA 08-87.
3.1.7.De 15 kalveren zijn op 15 mei 2008 door Fort bij [geïntimeerde] opgehaald. Het bedrag van € 13.000,- is door Fort in drie termijnen voldaan.
3.1.8.In de periode van maart tot juli 2009 is in opdracht van [geïntimeerde] door dierenartsen vastgesteld dat van de overgebleven 22 kalveren de kalveren met levensnummers: 488941745, 486290373, 490729362, 475712013, 474823530 en 476588143 eveneens kwenen waren. Met betrekking tot het kalf met levensnummer 475712013 kan dit niet volgen uit de registratiekaart.
3.1.9.Bij brief van 29 april 2009 heeft de raadsman van [geïntimeerde] Fort in gebreke gesteld. In die brief schrijft de raadsman van [geïntimeerde] onder meer
: "sommeer ik u (…) om binnen 14 dagen (…)een afspraak te maken voor vervanging van de 4 kwenen voor geschikte dieren van dezelfde leeftijd, hetzelfde ras, hetzelfde gewicht en in dezelfde gezondheidstoestand.(…)"
3.1.10.Bij brief van 8 juni 2009 schrijft de raadsman van Fort aan de raadsman van [geïntimeerde], onder meer:
"(…) dat ik cliënten zal adviseren het door u gestelde in uw schrijven van 29 april jl. te accepteren.
Inmiddels heb ik contact gehad met cliënt die heeft aangegeven bereid te zijn de vier pinken, waarvan door de dierenarts is vastgesteld dat het gaat om kwenen, om te ruilen voor vergelijkbare dieren die deze eigenschap niet hebben. (…)"
3.1.11.Bij brief van 6 juli 2009 schrijft de raadsman namens Fort, onder meer:
"Hierbij bevestig ik nogmaals schriftelijk dat cliënten bereid zijn om uw cliënt zes pinken te leveren welke voldoen aan de eisen die daar normaler wijze aan gesteld mogen worden."
3.1.12.Tussen partijen is gecorrespondeerd. Op 17 juli 2009 schijft (de raadsman van) [geïntimeerde] aan Fort
: "Ik heb uw brief ontvangen waarin u vraagt welke vervangende dieren acceptabel zijn.
Dit zijn dieren geboren in juli-september 2007, aan de telling bij een leeftijd van 26-28 maand. Leptospirosevij, geregistreerd blauwtonggeënt in 2008 en 2009, kennen buitenlopen.
De dieren moeten verder voldoen aan de normale voorwaarden voor exportwaardige dieren, zoals die bij elke veehandelaar bekend zijn (o.a. 3 generaties 100% HF, goed ontwikkeld, geen afwijkingen)."
3.1.13.De kalveren zijn niet geruild. [geïntimeerde] heeft de zes kwenen op 25 november 2009 laten slachten.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.2.1.[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd, na wijziging van de eis, zakelijk weergegeven, Fort te veroordelen tot betaling aan hem van een bedrag aan schadevergoeding van € 10.762,57 te vermeerderen met een bedrag van € 12,93 per dag vanaf 31 oktober 2009 tot aan de dag van algehele voldoening en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke en proceskosten. [geïntimeerde] heeft aan zijn eis ten grondslag gelegd dat Fort toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de onder 3.1.1. genoemde overeenkomst, aangezien partijen waren overeengekomen dat er 37 vaarskalveren zouden worden geleverd geschikt voor de fok. In totaal bleek dat 21 van de 37 geleverde kalveren kwenen waren, met betrekking tot 15 daarvan hebben partijen een schikking getroffen, terzake de overige zes vordert [geïntimeerde] schadevergoeding.
3.2.2.Fort heeft de volgende verweren gevoerd. Partijen hebben elkaar bij de schikking van 8 mei 2008 over en weer finale kwijting verleend, zodat [geïntimeerde] niets meer van haar te vorderen heeft. [geïntimeerde] heeft niet aan zijn onderzoeksplicht voldaan en het gevorderde bedrag aan schadevergoeding is te hoog. Fort heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd.
3.2.3.De rechtbank heeft geoordeeld dat Fort meermalen met zijn raadsman heeft overlegd en zonder voorbehoud heeft toegezegd de kalveren om te ruilen. Daarmee heeft Fort een overeenkomst gesloten met [geïntimeerde] tot omruilen van de zes kalveren. Die overeenkomst tot het omruilen van de kalveren is Fort niet nagekomen. Fort is gehouden de schade die [geïntimeerde] daardoor heeft geleden dient te vergoeden. De rechtbank heeft Fort veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 10.162,57 vermeerderd met rente en kosten.
Het geschil in hoger beroep