Uitspraak
KMG,
1.[geïntimeerde] International BVBA,
[geïntimeerde],
EAB,
[geïntimeerde] c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
15 december 2010 en 25 april 2012 van de rechtbank Groningen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling van het hoger beroep
€ 200.000,- en KMG in de proceskosten veroordeeld met toepassing van het liquidatietarief. Tegen dit oordeel is KMG met drie grieven in hoger beroep gekomen.
Grief 1keert zich tegen de motivering van dit oordeel, niet tegen het oordeel zelf. De grief houdt in dat de rechtbank in haar motivering is tekortgeschoten omdat zij daarin de “apparaatgerichte leer” niet heeft betrokken. Naar het oordeel van het hof heeft KMG bij de behandeling van deze grief geen belang nu deze grief niet tot vernietiging van het dictum kan leiden. Grief 1 is mitsdien tevergeefs voorgedragen. Nu [geïntimeerde] c.s. geen incidentele grief hebben aangevoerd tegen de beslissing van de rechtbank dat hun vordering, voor zover gegrond op een aan EAB toekomend auteursrecht, aan hen moet worden ontzegd, moet er in hoger beroep van worden uitgegaan dat van het bestaan van een auteursrecht op de Fun City niet is gebleken. Het gaat in dit hoger beroep om de vraag of KMG jegens [geïntimeerde] c.s. onrechtmatig handelt door in Nederland een muntschuifmachine aan te bieden die volgens [geïntimeerde] nagenoeg identiek is aan de muntschuifmachine die door [geïntimeerde] c.s. sinds 1996 in onder meer Nederland wordt verkocht. Volgens KMG is deze vraag door de rechtbank ten onrechte bevestigend beantwoord.
Grief 2roert alle aspecten aan van het oordeel van de rechtbank dat sprake is van slaafse nabootsing door KMG.
aanmerkelijkonderscheidt van de rest van de markt, wordt pas gesteld indien buiten het nagebootste product tal van gelijksoortige producten op de Nederlandse markt zijn te vinden (vgl. HR 15 maart 1968, NJ 1968, 268, Plastic stapelschalen) In het onderhavige geschil kan daarvan niet worden uitgegaan. [geïntimeerde] c.s. hebben immers gemotiveerd betwist dat de door KMG in haar productie 16 getoonde modellen ook in Nederland zijn verhandeld, en KMG heeft daar onvoldoende tegenover gesteld.
LJN: ZC2161
NJ1997, 66). Een uitzondering op deze "in beginsel strakke regel" is gerechtvaardigd indien de wederpartij erin heeft toegestemd dat deze grief alsnog in de rechtsstrijd wordt betrokken (HR 28 februari 1992, 409 en 22 juni 2007,
LJNBA3032, NJ 2007, 344). Van "ondubbelzinnige toestemming" is evenwel niet gebleken. [geïntimeerde] c.s. zijn ook niet inhoudelijk op de grief ingegaan. Het hof gaat derhalve aan de grief voorbij.
grief 3komt KMG op tegen de beslissing van de rechtbank om haar als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen. KMG stelt zich op het standpunt dat waar het betreft de afwijzing van de auteursrechtelijke vorderingen, [geïntimeerde] c.s. krachtens artikel 1019h Rv in de proceskosten van KMG had moeten worden veroordeeld.