ECLI:NL:GHAMS:2025:863

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
23-002678-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking

Op 7 februari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank Amsterdam was veroordeeld. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van 23 september 2021, waarbij de verdachte was veroordeeld in een strafzaak met parketnummer 13-845164-16. Tijdens de zitting van het hof op 7 februari 2025 heeft de advocaat-generaal verzocht om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de raadsman van de verdachte op 31 januari 2025 had meegedeeld dat de verdachte het hoger beroep niet wilde handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met een verder onderzoek van de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2025, waarbij mr. Stalenhoef en mr. Greven buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002678-21
datum uitspraak: 7 februari 2025
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-845164-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2025.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkend tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft op de zitting van 13 februari 2024 een aanvang genomen.
Bij e-mailbericht van 31 januari 2025 heeft de raadsman van de verdachte medegedeeld dat de verdachte het hoger beroep niet wil handhaven. Aangezien ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. Stalenhoef, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2025.
Mr. Stalenhoef en mr. Greven zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.