ECLI:NL:GHAMS:2025:863
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking
Op 7 februari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank Amsterdam was veroordeeld. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van 23 september 2021, waarbij de verdachte was veroordeeld in een strafzaak met parketnummer 13-845164-16. Tijdens de zitting van het hof op 7 februari 2025 heeft de advocaat-generaal verzocht om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de raadsman van de verdachte op 31 januari 2025 had meegedeeld dat de verdachte het hoger beroep niet wilde handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met een verder onderzoek van de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2025, waarbij mr. Stalenhoef en mr. Greven buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.