ECLI:NL:RBAMS:2021:7653

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
13-845164-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor opzettelijk gebruik maken van vervalste bankgarantie en printscreen

Op 23 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk gebruik maken van vervalste documenten, waaronder een bankgarantie en een printscreen van een ING-internetbankierenrekening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 november 2016 betrokken was bij een subsidieaanvraag bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), waarbij vervalste stukken zijn ingediend. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de vervalste documenten en deze had gebruikt om een subsidie van bijna € 500.000,- te verkrijgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder van vier kinderen en de lange duur van de procedure. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, wat een ernstige schending van het vertrouwen in de juistheid van documenten in het maatschappelijk verkeer met zich meebrengt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-845164-16
Datum uitspraak: 23 september 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983, [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 9 september 2021. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.P.W. Kok, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. M.E. van der Werf, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een vervalste bankgarantie en een vervalste printscreen van een ING internetbankierenrekening in de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 november 2016.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
3.3
Oordeel rechtbank
Op naam van verdachte is een subsidieaanvraag bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ingediend. Ten behoeve van de aanvraag zijn vervalste stukken ingediend. Dat de stukken vervalst zijn staat niet ter discussie. Verdachte heeft echter verklaard niets te weten van de aanvraag en de daarbij ingediende stukken. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of verdachte betrokken is geweest bij de subsidieaanvraag.
Uit het dossier blijkt dat alle gegevens op de subsidieaanvraag naar verdachte leiden: De communicatie met de RVO is verlopen via het e-mailadres [e-mailadres] . Bij de contactinformatie stond het telefoonnummer van [naam bedrijf] . Het rekeningnummer waarop de subsidie zou moeten worden gestort staat op naam van Advocatenkantoor [verdachte] . Het rekeningnummer op de vervalste ING-printscreen is ook van verdachte. Het bestand van de printscreen is bovendien, net als de vervalste bankgarantie, op de laptop van verdachte aangetroffen. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat rond het tijdstip dat de printscreen is gemaakt op de laptop van verdachte is ingelogd op het ING-internetbankierenaccount van verdachte. Ook blijkt uit het dossier dat het e-mailadres [e-mailadres] en het verblijfadres van verdachte, bij haar moeder, zijn gebruikt bij de aanvraag van de bankgarantie bij de Chaabi bank.
Getuige [getuige 1] is als adviseur ingeschakeld om te helpen bij de subsidieaanvraag. Zij heeft de aanvrager nooit in persoon ontmoet maar had uitvoerig e-mailcontact met “ [verdachte] ” via [e-mailadres] en [e-mailadres] .
Volgens de verdediging is er sprake geweest van identiteitsfraude waarbij een ander de subsidieaanvraag onder de naam van verdachte heeft ingediend. Ten tijde van het indienen van de subsidieaanvraag had verdachte net een zware bevalling achter de rug. Zij verbleef grotendeels bij haar moeder. Meerdere personen hadden toegang tot haar laptop, e-mailadressen en bankgegevens. Dat geldt ook voor haar toenmalige echtgenoot, die zij had gevraagd tijdelijk haar zaken te regelen.
De rechtbank vindt dit scenario niet aannemelijk. Daargelaten dat het niet erg voor de hand ligt om al je gegevens aan iedereen ongevraagd ter beschikking te stellen of daar toegang tot te verlenen, heeft verdachte in die periode zelf (ook) toegang gehad tot haar laptop, e-mailadressen en bankgegevens. Dat een ander dan verdachte de subsidieaanvraag heeft ingediend en daarbij verdachtes e-mailadressen, postadressen en documenten die op haar computer staan heeft gebruikt, zonder dat verdachte daarvan iets heeft meegekregen, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Het dossier bevat daartegenover zo veel aanknopingspunten dat verdachte wist van de subsidieaanvraag en de vervalste stukken dat de rechtbank aan haar verklaring voorbij gaat.
De rechtbank vindt bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde stukken vervalst zijn en dat verdachte hier gebruik van heeft gemaakt door ze aan de RVO te sturen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
in de periode van 1 januari 2014 tot 1 april 2014 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften, te weten:
A. een geschrift, te weten een (digitale) bankgarantie van Chaabi Bank (DOC-00365) en
een geschrift, te weten een printscreen van de ING-internetbankierenomgeving van bankrekeningnummer [nummer] d.d. 24 maart 2014 t.n.v. de verdachte (DOC-00274);
elk een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat:
A. daarin valselijk was vermeld dat Chaabi Bank bereid was om over te gaan tot afgifte van een bankgarantie aan [naam bedrijf] tot een maximum van EUR 500.000,- en dat geschrift valselijk voorzien was van een stempel afdruk die moest doorgaan voor de afdruk van een stempel van de Chaabi bank en valselijk voorzien was van paraaf die moest doorgaan voor het paraaf van een medewerker van die bank en
daarin valselijk was opgenomen dat het saldo van de bankrekening EUR 111.110,08 bedroeg;
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die geschriften heeft verzonden en heeft afgegeven en/of heeft laten afgeven aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, terwijl zij wist dat die geschriften bestemd waren om als echt en onvervalst te gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Motivering van de straf

De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om als het tot een strafoplegging komt geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik maken van valse stukken. Verdachte heeft daarmee geprobeerd een grote subsidie van € 493.948,-, te krijgen. De bankgarantie en de printscreen met het banksaldo waren bedoeld om de subsidieverlener te misleiden en te doen voorkomen dat er financiële zekerheden waren, die in werkelijkheid niet bestonden. Als de RVO de gevraagde subsidie had verleend, had zij zonder het te weten een groot financieel risico gelopen.
Verdachte heeft met haar handelen het vertrouwen geschaad dat deelnemers aan het maatschappelijk en economisch verkeer moeten kunnen stellen in de juistheid van stukken die tot bewijs dienen. Dat verdachte op het moment van het plegen van de strafbare feiten werkzaam was als advocaat, bij uitstek een functie waarin integriteit hoog in het vaandel moet staan, maakt dit extra kwalijk.
Als de RVO de aanvraag goed had gekeurd op basis van de valse stukken, zouden zij onterecht bijna € 500.000,- aan subsidie hebben verstrekt. De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling hebben gemaakt over de straffen voor fraudedelicten. Voor een benadelingsbedrag tussen de € 250.000,- en € 500.000,- geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden. In dit geval is er geen daadwerkelijke benadeling omdat de subsidie niet is verleend. Ook ziet de fraude (het vervalsen) op gegevens met betrekking tot de financiële garantiestelling en niet op de activiteiten als zodanig. De rechtbank neemt dat in strafmatigende zin mee.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met haar persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft op de zitting verteld dat zij een zeer moeilijke tijd heeft doorgemaakt. Met veel hulp van anderen, waaronder ook professionele hulp, is zij weer enigszins opgekrabbeld. Zij heeft haar carrière als advocaat beëindigd en is grotendeels in haar eentje verantwoordelijk voor de opvoeding van vier jonge kinderen. Ook in het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat de zaak van langere tijd geleden is. Van een formele schending van de redelijke termijn is geen sprake; het is grotendeels aan verdachte te wijten dat het zo lang heeft geduurd voordat deze zaak op zitting kon worden behandeld. Het tijdsverloop maakt wel dat de rechtbank vindt dat een voorwaardelijke straf niet meer op zijn plaats is, omdat verdachte dan nog langer met de gevolgen van de zaak wordt geconfronteerd.
De rechtbank legt gelet op al deze omstandigheden een taakstraf van 180 uur op.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 180 (honderdtachtig) uur, met bevel voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J. Huber en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Nieuwenhuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.